Hoorcollege 10 Flashcards

(19 cards)

1
Q

Uit welke 5 dimensies kan vermoeidheid bestaan?

A
  1. Generiek
  2. Mentaal
  3. Fysiek
  4. Verminderde activiteit
  5. Verminderde motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor factoren kunnen bijdragen aan vermoeidheid?

A

Fysiologisch zoals ijzertekort of medicatie
Sociodemografisch zoals leeftijd, geslacht of sociale steun
Psychologisch zoals angst of slaapstoornissen
Medische comorbiditeiten en behandelingen zoals postdialyse vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 4 dingen houden vermoeidheid in stand?

A
  1. Het toeschrijven puur aan iets fysieks, en dus iets wat alleen medisch behandeld kan worden
  2. Weerstand hebben tegen psychologische verklaringen
  3. Het idee dat sporten juist slecht is voor je
  4. Slecht gedrag zoals vermijding van sociale contacten, ontstaand uit bovenstaande factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met welke 4 dingen kun je als medisch psycholoog iemand met vermoeidheid helpen?

A
  1. Diegene serieus nemen
  2. De complexe interactie tussen fysieke en psychologische factoren uitleggen
  3. Uitleggen hoe ze anders met hun symptomen om kunnen gaan
  4. Fysieke retraining opbouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Chronisch vermoeidheidssyndroom

A

Mensen die:
1. Minstens 6 maanden lang constant vermoeid zijn en rust heeft er geen effect op
2. Zich ziek voelen na inspanning
3. Niet uitgerust wakker worden
Ook vaak in combinatie met concentratieproblemen en duizeligheid bij opstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe behandel je chronisch vermoeidheidssyndroom?

A

Je behandelt vooral de symptomen en probeert die te verlichten via CGT, graded exercise therapie (gradueel opbouwen van de conditie), medicatie tegen pijn, misselijkheid en slaapproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Insomnia

A

Mensen die 3 maanden lang minimaal 3x per week last hebben van moeite om in slaap te vallen of te blijven en hierdoor problemen hebben met het dagelijkse functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn 5 risicofactoren voor insomnia?

A
  1. Genetica
  2. Slechte slaap stimulus controle (bijv geluid in de slaapkamer)
  3. Hyper-arousal, fysiek of cognitief
  4. Moeite om met emoties om te gaan
  5. Dagelijks gedrag wat slaap in de weg zit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke breinregio’s zijn geïmpliceerd bij insomnia?

A

Emotieregulatiesystemen, arousalsystemen, prefrontale cortex, hippocampus en amygdala

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe meet je of iemand insomnia heeft? (6 manieren)

A
  1. Observatie
  2. Maintenance of wakefulness (hoe lang kan iemand in het lab wakker blijven zonder prikkels in de omgeving?)
  3. Multiple sleep latency test (hoe lang duurt het voor iemand in slaap valt in een prikkelarme omgeving?)
  4. Polysomnografie
  5. Actigrafie
  6. Subjectieve dingen zoals vragenlijsten en dagboeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Polysomnografie

A

In een slaaplab slapen terwijl de hersenactiviteit, oogbewegingen, spiersamentrekkingen, hartslag, ademhaling, etc. worden gemeten
Je achterhaalt dan echt het probleem achter de insomnie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Actigrafie

A

Een soort armband die meet of iemand wakker is of niet, hun hartslag, etc. Minder invasief maar ook minder informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt insomnia vaak behandeld?

A

Met CGT, gericht op:
1. Psychoeducatie (geen caffeine na zo laat)
2. Stimulus controle (alleen in slaapkamer om te slapen, na 15 minuten nog wakker uit de kamer)
3. Slaaprestrictie, zo efficiënt mogelijk tijd in bed doorbrengen + vaste tijden
4. Relaxatietraining
5. Cognitieve herstructurering van disfunctionele gedachten over slaap of zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt insomnia vaak behandeld bij kinderen?

A

Operante conditionering. Heb stricte schema’s en bedtijd routine’s en leer het kind om zelfstandig in slaap te vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Slaap apneu

A

Wanneer tijdens het slapen de spieren in de keel en mond ontspannen en hierdoor de tong voor de luchtpijp valt. Mensen krijgen dan geen lucht en worden ongemerkt wakker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn risico’s voor het ontwikkelen van slaap apneu?

A

Obesitas bij volwassenen, en te grote amandelen bij kinderen

17
Q

Wat zijn mogelijke secundaire effecten van slaap apneu?

A

Stemmingswisselingen, concentratieproblemen, gedragsproblemen en cognitieve problemen
Maar ook gezondheidsproblemen zoals diabetes, hersenbloedingen en verhoogde bloeddruk

18
Q

Waarom is adherence bij een CPAP laag?

A

Het heeft bijwerkingen, is een gedoe om mee te nemen, maakt lawaai, schaamte, ontkenning, niet snappen waarom het noodzakelijk is, verkeerde verwachtingen, niet de ernst van apneu weten, niet goed bijgesteld apparaat

19
Q

Wanneer is de beste tijd om een interventie aan te bieden aan iemand?

A

Wanneer ze weten dat er een probleem zijn, maar nog niet echt een neiging tot actie hebben. Dan kun je alvast iemand laten wennen aan het idee van mogelijke interventies (contemplation fase)