Hoorcollege 7 Flashcards

(44 cards)

1
Q

Wat gebeurt er met het middenrif wanneer we in- en uitademen?

A

Inademen: middenrif gaat naar beneden, de spieren in de borstkas trekken aan, en de ribbenkast wordt groter
Uitademen: middenrif gaat naar boven, borstkas spieren ontspannen en de ribbenkast wordt kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de rol van het luchtwegsysteem? (noem er 4)

A
  1. Verwarmt en bevochtigt de lucht die je inademt
  2. Filtert kleine deeltjes uit de lucht
  3. Is nodig om te praten en ruiken
  4. Speelt rol in zuurtegraad van het lichaam door Co2 uit te stoten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

COPD

A

Een progressieve longziekte gekenmerkt door een beperking in de gasuitwisseling en ontstekingsreacties door slijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is COPD belangrijk om over te leren?

A

Het is de 4e meest voorkomende doodsoorzaak wereldwijd, en is in NL de 2e ziekte met meeste ziektelast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ziektelast

A

Het aantal jaren van je leven wat je misloopt door vroegtijdig overlijden, en de jaren die je leeft met gezondheidsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 2 ziekten van vroeger worden nu samen COPD genoemd?

A
  1. Chronische bronchitis, onstoken bronchiën die slijm afstoten, wat de bronchiën kan afsluiten)
  2. Emphysema, fragiele en minder elastische longblaasjes, en het in elkaar klappen van kleine luchtwegen hierdoor waardoor de lucht niet goed uit de longen kan gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn 3 risicofactoren voor COPD?

A
  1. Roken en meeroken
  2. Genen
  3. Blootstelling aan chemische stoffen, kolen, bloem, benzine, etc
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn 7 symptomen van COPD?

A
  1. Kortademigheid
  2. Piepende ademhaling
  3. Chronisch hoesten
  4. Excessieve slijmproductie
  5. Blauwe lippen of nagelbedden
  6. Slechte gasuitwisseling
  7. Frequente longinfecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar kan COPD toe leiden?

A

Medische problemen zoals longontstekingen, longkanker, hartproblemen, en hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Spirometrie

A

Test voor COPD waarbij mensen inademen en uitademen in een apparaat, wat meet hoeveel lucht er wordt vastgehouden in de longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke andere testen kun je doen om COPD vast te stellen?

A

Bloedzuuurstof meten, of een röntgenfoto maken van de borstkas om andere verklaringen uit te sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

GOLD-criteria

A

Deelt longfunctioneren op in 4 stadia.
1: 80%
2: 50-80%
3: 30-50%
4: minder dan 30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer hebben COPD patiënten vaak extra zuurstof nodig?

A

Wanneer ze in stage 4 zitten van de GOLD-criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarop wordt medische behandeling van COPD vaak gericht?

A

Het minder snel laten verergeren. Kan via stoppen met roken, medicatie, zuurstoftherapie, long rehabilitatie en longtransplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke medicaties kunnen helpen bij COPD?

A

Bronchodilators
Steroïden
Antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Fletcher Curve

A

Stelt dat ook op latere leeftijd het stoppen met roken voordelen voor de gezondheid heeft. De longfunctie gaat hard achteruit wanneer je rookt, maar als je stopt dan vertraagt deze achteruitgang. Ook op latere leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Astma

A

Een chronische luchtweg inflammatie, gekenmerkt door “aanvallen” waarin de spieren samentrekken, slijm ontstaat en de wanden van de luchtweg ontstoken zijn. Afgewisseld met normale perioden

19
Q

Wat zijn de 4 symptomen van astma?

A
  1. Piepende ademhaling
  2. Kortademigheid
  3. Drukkend gevoel op de borst
  4. Veel hoesten
20
Q

Waarom is astma heterogeen?

A

Omdat sommige mensen vaker last hebben van astma aanvallen dan anderen, en de triggers voor iedereen anders zijn

21
Q

Welke dingen kunnen triggers zijn voor astma aanvallen?

A

Sport, pollen, huismijt, kou, sterke emoties, stress, medicatie, sulfaten, etc.

22
Q

Wat zijn 6 risicofactoren voor astma?

A
  1. Als het in de familie zit
  2. Als je al ergens allergisch voor bent
  3. Overgewicht
  4. Roken of meeroken
  5. Luchtverontreiniging
  6. Chemicalieën (zoals haarspray die je vaak inhaalt als kapper)
23
Q

Peak flow meter

A

Een test die specifiek kijkt naar hoe hard iemand kan uitademen

24
Q

Hoe kun je de longfunctie van mensen met astma testen?

A

Spirometrie of peak flow meter

25
Welke medicatie kun je gebruiken bij astma?
Bronchodilators Corticosteroïden (kunnen flare-ups voorkomen en ontstekingen tegengaan, maar hebben lange termijn effecten) Antibiotica
26
Wat is het grootste verschil in risicofactor tussen astma en COPD?
Bij COPD is de grootste risicofactor roken, maar bij astma lijkt het meer een neiging van het immuunsysteem te zijn om te overdrijven
27
Hoe is de longfunctie over het algemeen bij mensen met astma?
Over het algemeen gewoon normaal wanneer er optimale behandeling is
28
Taaislijmziekte
Een chronische aandoening waarbij de chloridekanalen in de slijmcellen van de longen niet goed werken, en hierdoor verstopt dik slijm allemaal ducts en passageways in de longen en pancreas. Kan ook op andere gebieden in het lichaam komen
29
Wat is de oorzaak van taaislijmziekte?
Een mutatie van een autosomaal recessief gen, die het kind van beide ouders heeft geërfd
30
Hoe vaak komt taaislijmziekte voor?
Niet veel, ongeveer 25 tot 30 baby's per jaar in NL
31
Wat zijn 9 symptomen van taaislijmziekte?
1. Hoesten 2. Piepende ademhaling 3. Kortademigheid 4. Veel longinfecties 5. Vies ruikende en vettige poep 6. Moeilijk kunnen groeien en aankomen 7. Opstoppingen in de darmen 8. Onvruchtbaarheid (bij mannen) 9. Zouter zweet, abnormale zweetklieren
32
Waarom zijn de meeste mannen met taaislijmziekte onvruchtbaar?
Omdat het dikke slijm ook in de vas deferens terecht komt en dus de spermacellen tegenhoudt
33
Hoe kun je taaislijmziekte diagnosticeren? (5 manieren)
Hielprik die genen test Zweettest DNA test Chloridekanalen testen via een biopt Via een echo waarmee je de stoelgang bekijkt
34
Welke medicatie kan gebruikt worden om taaislijmziekte te "behandelen"?
CFTR modulatoren kunnen een defect proteine aanpakken Antibiotica kan infecties voorkomen Enzymen toedienen om meer voedingsstoffen op te kunnen nemen Of medicatie om het slijm minder taai te maken
35
Welke psychologische 'problemen' hebben mensen die hun astma niet goed onder controle hebben vaker dan mensen die hun astma wel goed onder controle hebben?
Meer catastroferend denken en meer activity avoidance beliefs
36
Wat is het verschil tussen treatment compliance en treatment adherence?
Compliance is dat de patiënt het advies van de dokter moet opvolgen. Adherence is dat de patiënt het advies opvolgt die zij SAMEN met de dokter hebben bedacht, en waar de patiënt mee heeft TOEGESTEMD
37
Hoe kan non-adherence onbedoeld zijn?
Omdat iemand bijvoorbeeld niet weet wat ze moeten doen, of dat er dingen gebeuren buiten iemands controle
38
Wat zijn de top 3 redenen voor non-adherence bij COPD?
1. Ik voel me goed en vond dat ik het niet hoefde te doen (zoals antibiotica afmaken als je geen last meer had van blaasontsteking) 2. Ik voelde me goed dus ik was het vergeten 3. Ik ging zo op in een andere activiteit dat ik het was vergeten
39
Gedragsmatig perspectief over adherence
Adherence wordt gezien als gedrag wat afhankelijk is van reinforcement
40
Communicatie perspectief over adherence
Adherence is afhankelijk van de therapeutische relatie en de kwaliteit van communicatie tussen de patiënt en de zorgprofessional
41
Cognitief perspectief over adherence
Adherence is geassocieerd met het perspectief wat de patiënt heeft op hun ziekte en de behandeling daarvan
42
Zelfregulatie perspectief over adherence
Adherence is afhankelijk van hoe patiënten hun ziekte interpreteren, hoe bedreigend het voor ze is en hoeveel controle ze hebben erover
43
Welke 4 soorten beliefs kunnen er zijn over medicatie die ervoor zorgen dat mensen ze niet nemen? (2 specifieke en 2 algemene)
Specifiek: 1. Meningen over de noodzakelijkheid van de medicatie 2. Zorgen over de gevaren van afhankelijkheid en effecten van de medicatie Algemeen: 1. Het idee dat dokters te vaak medicatie voorschrijven 2. Het geloof dat medicatie gevaarlijk, verslavend en giftig is en dus niet continu gebruikt zou moeten worden
44
Welke 5 contextuele factoren kunnen adherence beïnvloeden?
1. Vorige ervaringen 2. Meningen van anderen 3. Culturele invloeden 4. Praktische problemen 5. Tevredenheid