Hoorcollege 6 Flashcards

(19 cards)

1
Q

Waar richt pediatrische psychologie zich op?

A

Kinderen en hun families, de systemen die invloed hebben op het kind. En dan naar de psychische, fysieke, sociale & emotionele vlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel kinderen hebben een chronische aandoening in Nederland?

A

25% (vallen ook psychische stoornissen onder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is een aandoening chronisch?

A

Als het langer dan 3-6 maanden duurt, 3+ keer per jaar terugkomt, of wanneer er sprake is van langdurig medicatie of hulpmiddelgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke chronische aandoeningen komen het vaakst voor bij kinderen?

A

Astma het meest, maar ook buikpijn en ontlastingsproblemen, eczeem, migraines, botafwijkingen. Verschilt ook wat per leeftijdscategorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke dingen zijn heel belangrijk voor de ontwikkeling van het kind in de baby- en dreumesleeftijd?

A

Sensomotorische ontwikkeling en hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke dingen zijn heel belangrijk voor de ontwikkeling van het kind in de peuter- en kleutertijd?

A

Emotionele en gedragsregulatie
Sociale competentie
Cognitieve vaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke dingen zijn heel belangrijk voor de ontwikkeling van het kind in schoolleeftijd?

A

Self-efficacy en identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke dingen zijn heel belangrijk voor de ontwikkeling van het kind in de adolescentie?

A

Identiteit en autonomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom kan chronisch ziek zijn de hechting met het de ouders moeilijk maken?

A

Het kan bijvoorbeeld zijn dat de aard van de ziekte ervoor zorgt dat het kind minder responsief is, minder oogcontact maakt en dus de neiging tot interactie van het kind beïnvloedt. Maar ook de ouders kunnen het kind minder gaan geruststellen, last hebben van angst en te veel gaan focussen op de ziekte ipv de emotionele band
Kinderen kunnen ook gescheiden worden van hun ouders voor behandelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met welke adaptieve opgaven hebben chronisch zieke kinderen te maken?

A

Algemene, zoals emotieregulatie, zelfbeeld, omgaan met leeftijdsgenoten, etc
En ziektegerelateerde, zoals leren leven met de beperking, operaties, omgaan met artsen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 5 factoren van chronische aandoeningen kunnen emoties oproepen bij kinderen?

A
  1. Inperking van de leefwereld –> boosheid, eenzaamheid
  2. Onbeheersbaarheid van de situatie –> angst, machteloosheid, depressie
  3. Verantwoordelijkheid –> boosheid
  4. Onzekerheid –> angst
  5. Lange duur van de situatie –> vermoeidheid, depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe is de KvL bij kinderen met chronische aandoeningen?

A

Gemiddeld wat lager, maar het verschilt per aandoening afhankelijk van de ernst. Er is wel een verhoogde kans op geïnternaliseerde stoornissen, maar de meeste kinderen hebben geen klinisch niveau hiervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke opvoedingsstijl is gerelateerd met slechte uitkomsten?

A

Overbeschermende stijl is gerelateerd met depressieve symptomen, eenzaamheid, angst, lagere KvL en middelengebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke opvoedingsstijl is gerelateerd met betere uitkomsten?

A

Democratische stijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke behandelingen zijn gericht op niet alleen het kind, maar op de ouders en het gezin?

A

Gedragsmatige groepsbehandeling, multifamily group interventie of gezinstherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kunnen chronische aandoeningen het schoolleven van een kind beïnvloeden?

A

Het kan zorgen voor afwezigheid, beperkingen bij deelname (bijv gym of schoolreisjes) en kan ook gezondheidsgedrag beïnvloeden, zoals dat kinderen iets gaan uitstellen tot in de pauze

17
Q

Hoe kunnen chronische aandoeningen het contact met leeftijdsgenoten beïnvloeden?

A

Vaak is er geen verschil met gezonde kinderen. Maar er is hogere kans op problemen met peercontact als iemand medisch gerelateerde beperkingen heeft op schoolactiviteiten, cognitieve problemen heeft of een afwijkend uiterlijk heeft.

18
Q

Hoe kunnen chronische aandoeningen de adolescentie extra complex maken?

A

Normatief risicogedrag kunnen extra schadelijk zijn voor kinderen met een chronische aandoening

19
Q

Hoe kun je therapietrouw verbeteren bij chronisch zieke kinderen?

A

Gedragsmatige interventies zoals de omgeving aanpassen, of educatie