Hoorcollege 4 Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat is pijn (+de functie)?

A

Een signaal van het lichaam dat er iets beschadigd/fout is. Het heeft een beschermende functie, en kan mensen behandeling op laten zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is mogelijk de oorzaak van chronische pijn?

A

Als acute pijn langer dan 3 maanden aanhoudt, kan het zijn dat wanneer het lichaam hersteld is de pain pathways overgevoelig blijven of gedisreguleerd raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn 6 kenmerken van pijn volgens de International Association for the study of Pain?

A
  1. Het is een persoonlijke ervaring die beïnvloedt wordt door biologische, psychische & sociale factoren
  2. De pijn en het fysiologisch registreren daarvan zijn 2 aparte fenomenen
  3. Het wordt beïnvloedt door eerdere ervaringen
  4. Iemands rapportage ervan moet gerespecteerd worden, het is namelijk subjectief
  5. Het is adaptief
  6. Naast verbaal kan het ook op andere manieren uitgedrukt worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe lang duurt acute pijn?

A

Korter dan 6 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 3 kenmerken van acute pijn?

A
  1. Het ontstaat vaak plots
  2. Het ontstaat door fysieke schade of ziekte, en heeft een signaleringsfunctie
  3. Het verdwijnt wanneer het lichaam herstelt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe lang duurt chronische pijn?

A

Minimaal 3 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 3 kenmerken van chronische pijn?

A
  1. Het heeft geen signaleringsfunctie
  2. Het lichaam herstelt niet naar homeostase na heling
  3. Behandeling is complex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heet pijn die langer dan 6 weken aanhoudt, maar korter dan 3 maanden?

A

Sub-acute pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benigne (subacute of chronische) pijn

A

Pijn die niet levensbedreigend is, slecht reageert op behandeling en varieert in ernst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pijn threshold

A

De minimum intensiteit die de stimulus moet hebben voor het als pijnlijk wordt waargenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pijn tolerantie

A

De maximum intensiteit die iemand wilt/kan accepteren in een bepaalde situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sensitizatie

A

Wanneer nociceptie neuronen verhoogde responsiviteit vertonen naar normale input

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Centrale sensitizatie

A

Wanneer nociceptie neuronen in het centrale zenuwstelsel verhoogde responsiviteit vertonen naar normale input

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Allodynie

A

Pijn door een stimulus die normaal geen pijn doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Analgesie

A

Geen pijn voelen terwijl die stimulatie wel pijnlijk hoort te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hyperalgesie

A

Verhoogde pijn door iets wat normaal ook pijn doet

17
Q

Hypoalgesie

A

Minder erge pijn door iets wat normaal ook pijn doet

18
Q

Neuropathische pijn

A

Pijn die komt door een beschadiging/ziekte in het somatosensorisch zenuwstelsel

19
Q

Neuropathie

A

Een beschadigde functie of pathologische verandering in een zenuw

20
Q

Nociceptie

A

Een neuraal proces die schadelijke stimuli encodeert

21
Q

Nociceptieve pijn

A

Pijn die ontstaat door werkelijke of dreigende schade aan niet-neuraal weefsel, door de activatie van nociceptoren

22
Q

Wat is de pain pathway?

A

Stimuli –> gaat van perifere naar centrale zenuwstelsel –> hersenen registreren –> interpretatie –> reactie

23
Q

Loeser’s model (ui van Loeser)

A

Categoriseert pijn in 4 hiërarchische categorieën:
1. Nociceptie, het fysiologische proces
2. Pijngewaarwording, de subjectieve ervaring
3. Pijnervaring/het lijden, de emotionele en fysieke distress
4. Pijngedrag, als reactie op 2 en 3

24
Q

Model van Gatchel

A

Stelt dat biologische, psychische en sociale factoren de pijnervaring allemaal kunnen beïnvloeden. Bijv. cognities kunnen zorgen voor deconditionering –> meer chronische pijn

25
Diathese-stress biopsychosociaal model van chronische pijn
Stelt dat sommige mensen biologisch kwetsbaarder zijn voor pijn, bijv. door genen of een gedisreguleerd endocriensysteem. Maar ook een psychologische kwetsbaarheid kan er zijn, of sociale kwetsbaarheid (SES) Al deze kwetsbaarheden beïnvloeden pijnervaring, die wel gemedieerd/gemodereerd kan worden door sociale steun, coping, etc.
26
Model van Vlaeyen
Stelt dat angst voor pijn kan zorgen voor vermijding, wat ook weer kan zorgen voor meer pijn. Deze cyclus gaat via negatieve stemming, angst (piekeren, vergroten, minder vertrouwen in jezelf krijgen), vermijding, en soms zelfs ook depressie. Hierdoor kun je minder, ervaar je meer pijn, en zo gaat de cyclus door
27
Specificiteitstheorieën over pijn
Stelden dat pijn door 1 biologisch systeem komt.
28
Patroontheorieën over pijn
Stellen dat pijn een optelsom is van fysieke informatie. De weefselschade staat hier centraal, het is automatisch en puur biologisch.
29
Wat kunnen (de meeste) theorieën over pijn niet verklaren?
Waarom uitstralende en fantoom pijn bestaan, of waarom psychologische factoren de pijnervaring beïnvloeden
30
Cate control/poorttheorie van pijn
Stelt dat er een soort poort naar het ruggenmerg is, die (verder) opengezet kan worden door dingen zoals angst of depressie. Probleem is alleen dat de poort niet is gevonden.
31
Body-self neuromatrix theorie van pijn
Stelt dat pijn niet alleen het gevolg is van weefselschade, maar ook door een complexe ervaring die wordt gegenereerd door patronen van zenuwimpulsen binnen het neurale netwerk. De neuromatrix is genetisch bepaald is en wordt gevormd door sensorische ervaringen, wat leidt tot individuele verschillen in pijnperceptie
32
Welke vragenlijst meet de sensatie, last, tijdsindicatie, plek, en meer dingen over pijn?
McGill Pain Questionnaire
33
Als zelfrapportage niet kan, hoe kun je dan pijn meten?
Via observatie vragenlijsten, het kijken naar spierspanning/ademhaling/gezichtsuitdrukking, of door het kijken naar tekeningen
34
Wat is een primair voordeel van pijn?
Het zorgt ervoor dat je iets vervelends niet hoeft te doen (de afwas omdat je ziek bent)
35
Wat is een secundair voordeel van pijn?
Wanneer pijngedrag zorgt voor een positieve outcome zoals sympathie
36
Wat is een tertiair voordeel van pijn?
Wanneer andere mensen je gaan helpen en dat je dat fijn vindt
37
Hoe kan CGT helpen bij pijn?
Cognitief: cognitieve herstructureren, bijv. opvattingen en angst veranderen + probleemoplossend vermogen aanleren Gedrag: relaxatieskills leren, pacing leren (hoe kun je activiteit beter verdelen over de dag?) + gedragsactivatie zoals meer fijne dingen doen, vermijdingsgedrag verminderen of langzaam sporten opbouwen Kan erbij doen ook psychoeducatie over pijn, motivational interviewing, hypnosis, biofeedback, en relapse prevention strategieën
38
Hoe kan Acceptance & Commitment therapie helpen bij pijn?
Het kan iemand helpen om hun leven minder gecontroleerd te laten worden door pijn, en meer psychologisch flexibel te worden. Het leert iemand minder te "touwtrekken met pijn", je kunt beter het touw gewoon loslaten
39
Fibromyalgie
Een aandoening waarbij het lijkt alsof het centrale zenuwstelsel te gevoelig is voor pijn, waardoor dingen die normaal geen pijn doen ook pijn gaan doen. Het is gegeneraliseerde pijn, gevoelig voor licht/aanraking/geluid, migraines, vermoeidheid, stroefheid. Ze hebben ook vaak last van meer spierspanning.