hoorcollege pijn (4) Flashcards

(52 cards)

1
Q

definitie pijn

A

onplezierige sensatie en een emotionele ervaring geassocieerd met echt of potentiele weefselbeschadiging, of beschrijven in termen van dat soort schade
- pijn is altijd subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

simpelere klinische verklaring van pijn

A

wat de ervarende persoon zegt dat het is, en het is er wanneer de ervarende persoon zegt dat het er is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pijn drempel

A

het punt waar de stimulus pijnlijk wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pijn tolerantie

A

mate waarin een pijnlijke stimulus getolereerd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pijn varieert over demografische variabele

A
  • leeftijd
  • gender
  • ras
  • SES
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pijnpad

A
  • bron van pijn
  • zenuwen vanuit die plek naar hersenen sturen sturen pijnsignalen naar brein
  • hersenen interpreteren die signalen als pijn
  • stuurt pijn onderdrukkende chemicalien terug
  • triggert andere responses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

significantie van pijn

A
  • belangrijk signaal dat zegt dat ons lichaam beschadigd is
  • als pijn aanhoudt langer dan 3 maanden kan orginele pijn al geheeld zijn maar weg van pijn te veel geprikkeld, waardoor er nog pijn is
  • inadequate verlichting van pijn is vaakst voorkomende reden aanvraag euthanasie of zelfmoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

impact pijn op leven

A
  • moeilijk om te slapen, hierdoor minder energie
  • boos worden
  • somber
  • angstig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pijn ook zorgen voor winst

A
  • primaire winst
  • secundaire winst
  • tertiare winst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

primaire winst

A

wanneer het ervaren van pijn resulteer in het ophouden of verminderen van een aversieve consquentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

secundaire winst

A

wanneer pijn gedrag resulteer in een positieve uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tertiaire winst

A

bevat gevoel van plezier of satisfactie dat iemand anders dan het individu met pijn kan ervaren als anderen hem helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

als pijn beloond wordt door omgeving kan het volgende gebeuren

A
  • dramatisatie van klachten
  • verkeerd gebruik van ledenmaten door inactiviteit
  • drugsmisbruik als resultaat van overmedicatie
  • beperking door te weinig activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

risicofactoren voor pijn

A
  • fysieke stress
  • psychosociale variabelen
  • job strain
  • sociale variabele
  • roken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soorten chronische pijn

A
  • chronische benige pijn
  • chronische progressieve pijn
  • terugkerende acute pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

chronische benige pijn

A
  • aanhoudend voor 6 maanden of langer
  • relatief niet-responsief voor behandeling
  • ernst van pijn varieert
  • niet levensbedreigend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

chronische progressieve pijn

A
  • houd aan voor langer dan 6 maanden en neemt toe in ernst
  • geassocieerd met maligniteiten of degeneratieve stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

terugkerende acute pijn

A
  • periodieke episodes van pijn die acuut zijn van aard maar niet chronisch van conditie (migraine)
  • kom terug voor meer dan 6 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Loeser’s conceptueel model van pijn

A

nociceptoren zijn pijnreceptoren die registreren of er schade is
- je lichaam signaleert dat er pijn is (pijn gewaarwording)
- door pijn ga je pijn lijden (suffering)
- dit is pijn gedrag (pain behavior)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

transitie acute pijn naar chronische pijn Garchel

A

fase 1: distress (angst, zorgen)
fase 2: psychologische problemen zoals aangeleerde hulpeloosheid, angststoornissen, persoonlijkheidsstoornissen etc.
fase 3: acceptatie van ziekterol en consolidatie van ziekte. Opgegeven moment weefsel niks meer mee te maken en is er sprake van sensitisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

diathese-stress biopsychosociaal model van chronische pijn

A
  • genetische predispositie centraal
  • verschillende kwestbaarheden
  • verschillende beschermende mechanismes
  • dit alles speelt een rol in pijnervaring
22
Q

genetische kwetsbaarheden

23
Q

biologische kwetsbaarheden

A

immuunsysteem en cardiovasculaire systeem

24
Q

psychologische kwestbaarheden

A

mensen met depressie of angst

25
sociale kwestbaarheden
SES, toegang tot gezondheidssysteem
26
beschermende mechanismes
- coping - sociale steun
27
pijn vermijding model (Vlaeyen)
- weefselschade en ervaart pijn - of geen angst ervaren en actie ondernemen of wel angst ervaren en catastroferen - leidt tot paniekeren, pijn uitvergroten - hierdoor verminder je activiteit - korte termijn fijn, want minder pijn - lange termijn niet fijn, want als conditie is verslechter en dan weer mobiel, doet het meer pijn - dit gaat door in een cirkel
28
vroege pijntheorieeen
1. epicursus, Descartes en Von Frey: specificiteitstheorien 2. Goldschneider: patroontheorie
29
specidiciteitstheorien
- pijn komt door een specifiek lineair biologisch systeem - schade leidt tot een activatie van specifieke pijnreceptoren die signalen sturen naar een pijncentrum in hersenen - zodra geactiveerd produceert pijncentrum sensorische ervaringen van pijn
30
3 typen zenuwen volgens Von Frey
- aanraking - warmte - pijn
31
patroontheorien
- pijn ontsaat door opsomming van sensorische pijninformatie die wordt doorgegeven aan het brein - sensorische pijn wordt doorgegeven via meer dan een pas naar dorsale horns - opgesomd en afhankelijk van de output wel of niet doorgegeven aan het brein - pijnsensaties ontstaan alleen wanneer de mate van zenuwstimulatie boven een bepaalde drempel komt
32
conclusies vroege pijntheorieën
- weefsel schade is veroorzaker van de pijnsensatie - psychologie heeft geen causale invloed - pijn is een automatische respons op externe stimulus - pijn sensatie heeft 1 oorzaak - pijn is echt organisch of in de hoofd van patient (=psychogenetisch)
33
psychogenetisch
- vaak geassocieerd op exclusie, wanneer er geen identificeerbare oorzak is gesteld dat het wel in het hoofd zal zitten - pijn die werd gelabeld als psychogenetisch bleek later toch organisch te zijn
34
verwezen pijn
verwezen pijn is pijn ervaren aan en deel van het lichaam anders dan het deel waar de stimulatie vandaan komt - musculoskelet weefsle in het verwezen deel is vaak hypersensitief geworden voor pijnlijke stimuli en heeft een afgnome pijn drempe;
35
voorbeelden verwezen pijn
- scherpe pijn in linker arm (hartaanval) - pijn ervaren in de rechter schouder (probleem in de lever of galblaas) - pijn op bovenrug (maag) - pijn in nek en linkerschouder (probleem in diafragma)
36
bewijs vroege theorien tegen spreken
1. pijn in de absentie van pijnreceptoren 2. pijn receptoren die de pijn niet doorgeven: er is dus wel schade maar iemand heeft geen pijn 3. psychologische invloed op pijn
37
psychologische invloed op pijn
1. stemming en pijn: 2. aandacht voor pijn 3. cognitie en pijn
38
stemming en pijn
angst en depressie verminderen pijn tolerantie; toegenomen rapportage van pijn
39
aandacht voor pijn
focus op pijn laat de pijnervaringen toenemen
40
cognitie en pijn
verwachtingen kunnen pijn laten toenemen of afnemen
41
gate control theory van pijn: pijn als perceptie
- pijn is een perceptie ipv sensatie - individueel dus actieve rol ipv passief - mensen met dezelfde schade kunnen ook andere pijn ervaren door factoren die hierboven zijn genoemd
42
werking gate control theorie
- fysiologische stimuli die worden gestuurd naar het ruggenmerg - in ruggenmerg zit poort die open of dicht kan, afhankelijk van bepaalde factoren - die factoren bepalen of iemand pijn ervaart o f niet
43
problemen gate control theory
- locatie van de 'poort' niet gevonden - het model neemt nog steeds aan dat het een organische basis is voor pijn - nieemt niet alle pijn fenomenen mee - het model zegt dat fysieke processen beinvloed worden door de psychologische processen, maar deze zijn verschillend
44
verschillende facetten van pijn die je kunt bestuderen
- type pijn - emotionele reactie op pijn - locatie van pijn - intensiteit van pijn - de timing van pijn - verbale/vocalisatie - motorisch gedrag - functionele limitaties
45
behandeling pijn
- cognitieve technieken - gedragsmatige technieken - psychoeducatietechnieken
46
ACT = acceptance en commitment therapie
CGT - acceptatie - cognitieve defusie - aanwezig zijn - zelf als context - waardes - toegewijde actie
47
acceptatie
de bereidheid om ongewenste gedachten, gevoelens en sensaties te ervaren wanneer dit zijn doel dient
48
cognitieve defusie
afstand nemen van of seperatie van de content van iemand eigen gedachtes
49
aanwezig zijn
bewust zijn van de lopende gebeurtenissen
50
zelf als context
een ervaring van perspectief nemen ten opzichte van iemand psychologische ervaringen zonder gehecht te raken aan hen, waarbij het nodig is om ze te verdedigen als identiteit of ze te verdedigen tegen hen alsof ze een bedreiging zijn
51
waardes
lopende kwaliteiten die iemand ziet als belangrijk en die iemand doelen en acties leiden
52
toegewijde actie
het vermogen om flexibel aan te houden in acties geleid door waardes, tegenkomen van moeilijkheden en om aan te houden. Ook wel open, bewust en actief