hoorcollege oncologie (2) Flashcards

(101 cards)

1
Q

oncologie

A

studie naar tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

humorale theorie

A
  • hippocrates
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

definitie humorale theorie

A

balans in lichaamssappen is gezond, disbalans is ongezond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

definitie kanker hippocrates

A

specifieke groep ziekten van teveel zwart gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Le Dran en kanker

A
  • kanker begint lokaal, in eerste instantie geen systematische ziekte
  • kanker verloop in stadia
  • zorgen dat er geen verspreiding optreed (metastasr) en snel opereren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

epidemoiologie wereldwijd

A
  • 18.7 miljoen mensen hebben kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

top 3 beide genders

A
  1. longkanker
  2. borstkanker
  3. dikke darm kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

top 3 man

A
  1. longkanker
  2. prostaat kanker
  3. dikke darmkanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

top 3 vrouw

A
  1. borstkanker
  2. dikke darmkanker
  3. longkanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

risicofactoren kanker

A
  • genetisch
  • levensstijl
  • omgevingsvervuiling, beroep, straling
  • medicatie
  • virale/bacteriële infecties
  • hormonen en reproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

genetisch

A
  • 4-6%
  • erven
  • error in delen cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

levensstijl

A
  • alcohol & dieet 20-50%
  • zon & roken 30%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

omgevingsfactoren

A
  • straling
  • medicatie
  • bacteriele infecties
  • hormonen
  • reproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

definite kanker

A

term voor aandoeningen waar abnormale cellen zich verdelen zonder controle en weefsel dat dichtbij is binnen dringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

expansie drift

A

als ergens de kanker start en het gaat groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

metastase

A

kanker cellen kunnen verspreiden via de bloedbaan en lymfestelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verschillende typen kanker

A
  • carcinoma
  • sacroom
  • melanoom
  • leukemie
  • lymfomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

carcinoma

A

kanker dat begint in het epithelium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

epithelium

A

laagje om het weefsel heen van bijvoorbeeld inwendige organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

sacroom

A

begint in botten, kraakbeen, vet, spier of andere verbindend weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

melanoom

A

huidkanker dat begint in pigmentcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

leukemie

A

begint in bloedvormend weefsel (beenmerg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

lymfomen

A

begint in lymfe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

basaal carcinoom

A

huidkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
uitzaaiing
kunt kijken of er een nieuwe tumor is bijgekomen/afsplitsing van primaire tumor
26
waar nestelt afsplitsing tumor
afsplitsing nestelt in een ander lichaamsdeel en behoud altijd de eigenschappen van primaire tumor
27
longkanker uitzaaiing
hersenen via lymfe
28
borstkanker uitzaaiing
oksels via schildwachtklier
29
darmkanker
longen en hersenen
30
ontwikkeling van kanker
fout overschrijven van DNA bij celdeling
31
BRCA gen
verhoogd risico op borst en eierstokkanker
32
andere genetische veranderingen die kanker veroorzaken
- fouten bij de celdeling - schade aan DNA door schadelijke stoffen in de omgeving
33
karakteristieken kanker cellen
- kanker cellen groeien in afwezigheid van signalen en hebben geen regulatie - groeien door andere weefselcellen heen - immuun systeem voor de gek houden - gebruiken andere voedingstoffen dan normale cellen en kunnen energie maken uit voeding
34
apoptose en kanker
- kankercellen vermijden dit proces en beschermen zich met pro-overlevingseiwitten
35
lymfessysteem
- belangrijk voor immuunsysteem - zijn soort knopen
36
lymfeknopen
- dienen als filters voor schadelijke stoffen - bevatten immuuncellen die infecties kunnen helpen bestrijden door aanvallen en kapot maken bacterien
37
solide cellen en operatie
deze kun je wegsnijden, wat in een bloedbaan zit niet
38
aspecifieke kanker symptomen
- vermoeidheid - griep - gewichtsverlies
39
oorzaken aspecifieke symptomen kanker
- kanker cellen gebruiken energie en verklaard vermoeidheid - cellen geven andere stoffen vrij - triggeren immuunsysteem
40
kanker specifieke symptomen
- kortademigheid - hoesten - ophoesten van bloed
41
soorten onderzoek
- beeldvormend - endoscopie - biopsie - cytologie/cytopathologie
42
beeldvormend
- echo, CT scan, straling - binnenkant lichaam onderzoeken naar kanker en nagaan hoe het is uitgezaaid
43
endoscopie
tube vormig instrument dat het lichaam in gaat
44
biopsie
klompjes weefsel worden afgenomen voor verder onderzoek
45
cytologie/cytopathologie
diagnose van ziekten door te kijken naar afzonderlijke cellen en kleine groepen cellen
46
pathologie
stukje weefsel ergens van pakt kan je nadenken over welk stadium de kanker zich verkeerd
47
klinische stadiëring
door lichamelijk onderzoek, CT scan
48
pathologische staderiëring
- borstkanker
49
werking pathologische staderiëring borstkanker
1. arts tijdens operatie vloeistof met kleurmiddel in borst spuit 2. kleur gaat van lymfe naar oksel 3. arts neemt eerste knoop weg 4. ook bepalen wel stadium kankee heeft
50
soorten behandelopties
- lokaal - regionaal - op afstand
51
lokaal
tumor zit binnen het orgaan
52
regionaal
net buiten het orgaan
53
op afstand
verspreid naar andere delen lichaam
54
stadiëring tumor
- 0 betekend kleine tumor - 4 is de grootste in de range - cijfer beschrijft de grootte en locatie van de tumor ook of die in ander weefsel is ingegroeid
55
stadiering lymfe
hoe meer lymfe aangedaan hoe hoger je behaalde cijfer
56
metastase
uitzaaiing van kankercellen van een orgaan/weefsel naar de ander - 0 betekend niet uitgezaaid - 1 betekend wel uitgezaaid
57
stadium 2B -> T2, N1 en M0
tumor is klein, worden aantal knoopjes gevonden
58
stadium 3A -> T2, N2
meer lymfe bevatten kankercellen
59
stadium 4 -> M1
M1 is toegevoegd wat uitzaaiing beteken
60
stadium 1
de kanker zit alleen in het primaire weefsel/orgaan waar het gevonden is
61
stadium 2
kanker is gegroeid maar blijft in het weefsel/orgaan
62
stadium 3
kanker die uitgezaaid is naar regionale lymfeklieren
63
stadium 4
kanker is gemetastaseerd naar ander weefsel of organen, kans op overleving en behandeling veranderen
64
kans metastase
kans op uitzaaiing heeft te maken met het kankertypen en stadium waarin het verkeerd
65
medische behandelingen
- chirurgie - chemotherapie - hormoon therapie - radiotherapie - hyperthermie - immunotherapie - doelgerichte therapie - stamcel transplantatie
66
chirurgie
- lokaal/solide - open vs minimaal invasief
67
wat speelt mee in keuze chirurgie
- diagnose - preventie - genezing (verwijdering van tumor) - herstel/revalidatie/constructieve chirurgie - pijnverlichting
68
chemotherapie
verschillende doelen - genezen - voor of na chirurgie
69
adjuvante therapie
primaire behandeling is operatie, daarna volgt chemo voor zekerheid
70
Neo adjuvante therapie
als tumor te groot is eerst chemo om kleiner te maken en dan operatie
71
hormoontherapie
vertragen of stoppen groei van hormoon gevoelige kanker - kan adjuvant en neo adjuvant gebruikt worden
72
radiotherapie (lokaal/systemisch)
- straling om tumor kleiner te maken of te doden - doden DNA cellen - voor of na operatie
73
Gamma knife
gebruikt voor precieze straling bij hersentumoren
74
externe radiatie
machine geeft vanaf buiten het lichaam op tumor gericht hoogenergetische stralen, persoon is niet radioactief
75
interne radiatie/brachytherapie
radioactieve bron wordt in lichaam in de tumor of dichtbij de tumor geplaatst, persoon is radioactief
76
systematisch radiatie via mond of ader
inwendig bestralen - bepaalde tijd veiligheidsmaatregelingen2
77
hyperthermie (lokaal)
verhitten van bepaalde delen lichaam, verwarmt tumoren 40-45 graden en beschadigd DNA - maakt tumoren gevoeliger voor chemo
78
immunotherapie
maakt immuunsysteem sterker, vaak gebruikt om effect van chemo te verbeteren of symptomen te verlichten
79
doelgerichte therapie
- A type kanker behandeling - verandering proteïnes zodat ze dood gaan - angiogeneseremmers - gifstoffen naar kankercellen brengen
80
a type kanker behandeling
zorgt voor blokkeren of uitschakelen van chemische signalen die zeggen te delen, waardoor ze stoppen met delen
81
angiogeneseremmers
stoppen van aanmaken nieuwe bloedvaten om kankercellen te voeden
82
gifstoffen naar kankercellen
gifstoffen naar kankercellen sturen en niet de normale
83
stamcel transplantatie
bloedvormende systeem kan kapot gaan door chemo of bestraling, die worden zo herstelt
84
3 soorten tranplantaties
1. autologous 2. allogenic 3. syngeneic
85
autologous
voordat behandeling begint bij zieke persoon, kan je stamcellen afnemen en na de behandeling weer teruggeven: reinfusie met eigen beenmerg
86
allogenic
stamcellen doneren: beenmerg van een donor
87
syngenic
identieke tweelingen waarbij de ander gezond is, kan je stamcellen hebben daarvan
88
graft vs host disease
kan na transplantatie afstoting plaats vinden en kan weer andere risico's meebrengen
89
belangrijke bloedcellen
- witte bloedcellen - rode bloedcellen - bloedplaatjes
90
witte bloedcellen
maken deel uit van immuun systeem en helpen lichaam om infecties te bestrijden
91
rode bloedcellen
vervoeren zuurstof door het lichaam
92
bloedplaatjes
helpen bloed stollen
93
gevolgen kankerbehandeling
- anemie - verlies eetlust - constipatie - delirium - zwelling - vermoeidheid - vruchtbaarheidsproblemen - haarverlies infectie
94
nog meer gevolgen kankerbehandeling
- geheugen of concentratieproblemen - lymfoedeem - mond- en keel problemen - misselijk en overgeven - zenuwproblemen - problemen seksuele gezondheid - slaapproblemen - urine- en blaasproblemen
95
distress thermometer
vragenlijst die op basis van problematiek kan zien of het nodig is dat een psycholoog mee kijkt
96
ontkenning wordt gebruikt voor
- uitstel gedrag - niet praten ziekte - weigeren behandeling - ontkennen impact van ziekte
97
meest voorkomende erfelijke kankers
- borstkanker - eierstokkanker - darmkanker (HNPCC gen) - lynch-syndroom: darmkanker of baarmoederkanker - familiale adenomateuze polyposis
98
model: evidence-based practice (EBO)
drie cirkels 1. beste beschikbare onderzoeksbewijs - patiënt kenmerken - bronnen, waaronder training en expertise van de arts
99
distress management clinical practice guideline
stelt een aantal dingen 1. screening voor distress en psychosociale behoeften is een vitaal proces voor distress management 2. screeningsresultaten moeten de ontwikkeling en implementatie vaan specifiek behandelplan begeleiden om zo behoeften in acht te nemen 3. patiënten moeten worden doorverwezen naar psychosociale hulp wanneer nodig 4. behandelplan moet perodiek opnieuw worden bekeken en aangepast
100
behavior model of cancer stress and disease course
begrip biopsychosociale invloeden op morbiditeit -> 4 gebieden 1) sociodemografische factoren 2) slechte gezondheid 3) sociale isolatie en gebrek sociale steun - aanwezigheid andere psychosociale stressoren
101
gynaecologische kanker
bestaat uit - baarmoederhals - eierstok - endometrium - vulvaire - vaginale