Hoorcollege introductie (1) Flashcards

(77 cards)

1
Q

prehistorie

A

dachten dat geest en lichaam met elkaar verbonden waren
- als je ziek werd kwam kwaadaardige geest binnendringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oude grieken

A

humorale theorieën van ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

humorale theorieën van ziekten

A

je hebt 4 vloeistoffen, als je ziek ben zijn deze in disbalans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 vloeistoffen humorale theorieën

A
  • bloed
  • zwarte gal
  • gele gal
  • flegma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bloed

A

gepassioneerd temperament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zwarte gal

A

droefheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gele gal

A

boze instelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

flegma

A

relaxte benadering van het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

middeleeuwen

A
  • aantal goede dingen, oprichten ziekenhuizen, riolering
  • ziekte werd als straf gezien
  • kwaadaardige geesten uitdrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

biomedische model

A
  • verklaring zoeken puur in het medische (biochemical imbalance/neurophysiological abnormality)
  • gaat uit van het dualisme
  • iemands aandoening zit niet in omgeving en welzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Conversie Hysterie

A
  • biochemische oogpunt veranderde door moderne psychologie
  • sigmund Freud veel invloed hierop
  • opkomst psychosomatisch geneeskunde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

psychosomatische geneeskunde

A

kijken naar wisseling lichaam en geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

standpunt psychosomatische geneeskunde

A

geloven dat er wel nog puur mentale of puur fysieke ziektes zijn, maar kan overlap in zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dunbar & Alexander

A
  • maakten een link tussen persoonlijkheid en specifieke ziektes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kritiek Dunbar & Alexander

A

persoonlijkheids type is niet genoeg om een ziekte te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Biopsychosociale model

A
  • Engel
  • gezondheid en ziektes zijn concequenties van biologische, psychologische en sociale factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voordelen biopsychosociale model

A
  • beter verklaren waarom mensen ziek worden en het keek ook naar gezonde mensen hoe die gezond bleven
  • kijkt meer naar interactie waardoor beter patient - arts relatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

focus meer arts en patient

A
  • patient is meer betrokken bij de zorg
  • beslissen samen wat behandeling wordt
  • behandeling wordt efficiënter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

nadelen biopsychosociale model

A

erg breed model, kan soms net te complex zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Oorzaak biomedische model

A

extern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

oorzaak biopsychosociale model

A

biopsychosociale factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

rol van gedrag biomedische model

A

beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

rol van gedrag biopsychosociale model

A

groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

behandeling biomedische model

A

medische behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
behandeling biopsychosociaal model
patient en dokter
26
rol van arts, patient en systeem biomedische model
arts
27
rol van arts, patient en systeem biopsychosociale model
patienten, systeem
28
rol van gedragsfactoren van de behandeling biomedische model
beperkt
29
rol van gedragsfactoren van de behandeling biopsychosociale model
groot: zelfbeheer is belangrijk
30
gezondheid-ziekte biomedische model
geen continuum
31
gezondheid-ziekte biopsychosociale model
continuum
32
voorbeelden onderzoeken in de epidemiologie
- welke ziektes hebben de hoogste prevalentie? - Wat zijn de meest voorkomende doodsoorzaken? - welke ziektes meeste ziekte last?
33
mentale problemen en fysieke ziektes
- wat is de relatie tussen mentale problemen en ziektes? - welke professions geven ons genoeg info over mentale problemen en/of ziektes die kunnen helpen in een medical setting
34
disease vs ilness
- disease is iets wat genezen moet worden - illness moet gemanaged worden
35
disease
aandoening
36
ilness
ziekte
37
medicijnen
- mono-causale verklaring van ziekte in geneeskunde (traditioneel) - nadruk biologische traject - dualisme: onderscheid lichaam en geest
38
psychiatrie
- focus geestelijke gezondheidsproblemen - abnormaal gedrag en emotie - DSM-5 - alleen artsen medicijnen voorschijven
39
klinische psychologie
- diagnose mentale problemen (angststoornis, depressie) - kunnen geen medicijnen voorschrijven
40
gezondheidspsychologie
- preventie aandoening/bevorderen van gezondheid van mensen - gedrag beïnvloeden
41
medische psychologie
- mensen die al een lichamelijke aandoening hebben en aan de hand daarvan psychische problemen hebben ontwikkeld.
42
patiënten categoriën
- volwassenen met chronische ziekten - patienten met functionele klachten die somatische klachten presenteren zonder medische oorzaak - volw patienten met hersenletsel - kinderen tot 18 - volwassenen psychiatrische patienten met primaire psychiatrische aandoeningen
43
werkende op medische psy afdeling
- psychologen - psychologen - klinisch psychologen - assistenten
44
taken psycholoog medische setting
- directe interactie met de patient - inderecte patient gerelateerde taken - staff comittees
45
verschillen mensen of ze naar ziekenhuis of arts gaan
- individuele verschillen - verschillen in aandacht - situationele factoren - stress - stemming en emoties
46
individuele verschillen
bv - hypochonders - neurotische mensen
47
hypochonders
geloven dat normale lichamelijke symptomen indicatoren van ziekten zijn
48
neurotische mensen
overdrijven vaan hun symptomen
49
verschillen in aandacht
- mensen die zelfgericht zijn merken sneller symptomen op
50
situationele factoren
- saaie situaties maken mensen attenter op symptomen - studenten denken dat ze zelfde ziekten hebben als waarvoor ze studeren
51
stress
stress gerelateerde fysiologische veranderingen worden geinterpreteerd als ziektesymptomen
52
stemming en emoties
beïnvloed de perceptie van symptomen en de waargenomen kwetsbaarheid voor ziektes
53
interpretatie van symptomen ligt aan
- prior experience - expectations - seriousness of the symptoms
54
prior experience
dingen die vaak voorkomen worden gezien als minder serieus
55
expectations
dingen die niet snel verwacht worden, worden snel genegeerd
56
seriousness of the symptoms
behandeling wordt vaak opgezocht nadat er of een belangrijk orgaan bij betrokken is, of mobiliteit beïnvloed
57
commen sense model of illness -> Leventhal
- ziekte perceptie; wat voor een perceptie heb je als patient van een bepaalde aandoening
58
ziekte perceptie informatie
- identiteit - oorzaken - consequenties - tijdslijn - beheersing of genezing - samenhang
59
identiteit
naam van de ziekte
60
oorzaken
factoren die vermoedelijk tot de ziekte hebben heleid
61
consequenties
symptomen, behandelingen en hun gevolgen voor kwaliteit van leven
62
tijdslijn
duur van de ziekte
63
beheersing/genezing
geloof dat de ziekte kan worden beheerst of genezen
64
samenhang
hoe goed deze overtuigingen de stoornis weergeven
65
modellen van ziekte
maakt onderscheid uit 3 fases
66
3 fases van models of illness
- acute illness - chronic illness - cyclische ziekte
67
acute ziekte
- vermoedelijk veroorzaakt door virus of bacterie - kortdurend, zonder gevolgen lange termijn
68
chronische ziekte
- vermoedelijk veroorzaakt door meerdere factoren - langdurig, ernstige gevolgen
69
cyclische ziekte
- afwisselende perioden van wel of geen symptomen
70
total patient delay model Anderson
maakt duidelijk dat er veel stappen zijn waar je als patient heen gaat voor hulp
71
vertraging patienten
- appraisal delay - illness delay - behavioral delay - scheduling delay - treatment delas
72
appraisal delay
de tijd die het de patient kost om de symptomen als een teken van ziekte te zien
73
illness delay
te tijd die het kost voor een patient tussen de eerste symptomen erkennen en naar een professional te gaan
74
behavioral delay
te tijd die het de patient kost om te beslissen of de ziekte het waard is oom naar de dokter te gaan
75
scheduling delay
tijd tussen help zoeken en de afspraak bij de dokter hebben
76
treatment delay
tijd tussen eerste afspraak en begin behandeling
77
oorzaken van vertraging
- mensen met angst voor ziekenhuizen of weinig contact met hun dokter - symptomen die niet goed te plaatsen zijn krijgen minder snel juiste zorg - mensen gaan diagnose ontkennen