Klinische criteria diagnose en stadiumbepaling Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat bepaalt stadium?

A
  • Behandeling
  • Prognose
  • Tumoren in zelfde stadium  vergelijkbare prognose en behandeling
  • Tumorstadia gebruikt: 1 taal te spreken bij overleg en wetenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

T

A

lokale stadium van primaire tumor (grootte, uitgebreidheid binnen orgaan van origine, ingroei omliggend weefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

T1

A

intramucosaal, submucosaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

T2

A

muscularis propria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

T3

A

door alle lagen heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

T4

A

ingroei in organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tx

A

tumor onvindbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

T0

A

onbekende primaire tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tis

A

carcinoma in situ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

N

A

lymfekliermetastasen, of er locoregionale lymfeklieren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

N0

A

geen lymfekliermetastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

N3

A

heel veel lymfeklier metastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nx

A

niet met zekerheid vast te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

M

A
  • M0: geen metastasen op afstand
  • M1: wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cTNM

A

Klinisch stageren middels onderzoek voor de start van behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pTNM

A

pathologisch stageren, het verwijderde orgaan ligt met meegenomen lymfeklieren onder de microscoop

17
Q

Klinisch stageren

A

voor behandeling gestart is
- gebaseerd op LO, biopt en aanvullend
- belangrijk voor bepalen meest zinvolle behandeling

18
Q

vragen klinisch stageren

A

o Waar zit primaire tumor, van welk orgaan gaat hij uit en groeit de tumor door in zijn omgeving?
o Zijn er lymfekliermetastasen?
o Zijn er metastasen op afstand
o (soms: type maligniteit, gradering, tumormarkers)

19
Q

Waarvoor gebruik je vooral echo

A

lcooregionale ziekte: oksel, hals, liezen

20
Q

Waarvoor CT?

A

primaire tumor, locoregionaal, metastasen op afstand

21
Q

PET-CT

A

locoregionaal, metastasen op afstand
- hoge sens, lage spec > veel fout positief en onnodige testen
- radioactief glucose wordt niet alleen door kankercellen veel opgenomen
- cave overstagering en overbehandeling

22
Q

Waarvoor MRI

A
  • Gedetailleerde opnames
  • Duurt langer
  • Niet alle organen even geschikt: want je moet stilliggen en niet alle organen liggen stil
23
Q

Lymfeklier stagering TNM voor mamma

A
  • pN0: geen metastase
  • pN1: micrometastase of 1-3 positieve nodi
  • pN2: 4-9 positieve nodi
  • pN3: 10 of meer
24
Q

stadium 0

A

carcinoma in situ; zeer beperkt en geen locoregionale of afstandmetastasen

25
stadium I
kleine carcinomen, zonder of met beperkte doorgroei in orgaan van origine - goede prognose
26
stadium II
o Doorgroei in orgaan van origine o Geen lymfekliermetastasen o Geen doorgroei in omliggend weefsel o Goed behandelbaar, maar grotere kans op recidief ziekte
27
stadium III
locoregionale kliermetastasen, in opzet vaak curatief maar minder goed dan II
28
stadium IV
metastasen op afstand
29
Andere factoren, soms medebepalend voor stadium
* Celdifferentiatie o Laag vs hooggradig * Celtype: in 1 orgaan kan kanker uitgaan van verschillende celtypen * Locatie van de tumor is soms van invloed op behandeling en prognose * Tumormarkers (bijv. PSA)
30
onderzoek darmkanker
endoscopie, biopsie, CT (M stadium)
31
onderzoek slokdarmkanker
gastroscopie, EUS, PET CT
32
melanoom
LO, diagnostische excisie, PET CT (M stadium)
33
Waarom verandert het stadium nooit?
Een patiënt met st II CRC die ziekte na 4 jaar terugkrijgt in de lever is anders dan patiënt die zich presenteert met levermetastasen.
34
Wanneer wordt stadium bepaald?
Wordt bepaald bij diagnose. Verandert niet, ook al wordt de tumor kleiner, trekt deze zich terug of verdwijnen uitzaaiingen bij voorbehandeling met chemo/radiotherapie.
35
ypTNM
pathologisch stadium na voorbehandeling
36
Wie stageert?
MDO
37
Waarom stageren?
Zelfde taal spreken en iets kunnen zeggen over behandeling, prognose en overleving
38
Klinisch stageren zorgt voor ...
o Dat patiënten goed voorgelicht kunnen worden o Dat de optimale behandeling gekozen wordt o Dat resultaten reproduceerbaar zijn en vergeleken kunnen worden
39