Palliatieve zorg Flashcards

1
Q

WHO

A

Een benadering gericht op het verbeteren van de kwaliteit van leven van patiënten en hun naasten, die geconfronteerd worden met de problemen van een levensbedreigende ziekte, door preventie en vermindering van lijden middels vroegtijdige onderkenning en behandeling van pijn en andere problemen, lichamelijk, psychosociaal en spiritueel (4 dimensies).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

specifieke aspecten mbt palliatieve zorg

A
  • Stadium van ziekte
  • Kwaliteit van leven
  • Multidimensionele benadering
  • Patiënt en naasten
  • Acceptatie van de dood als normaal proces
  • Wens van de patiënt
  • Inclusief rouwbegeleiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4 dimensies palliatieve zorg

A
  • Lichamelijk
  • Psychisch/emotioneel
  • Sociaal
  • Spiritueel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer start palliatieve zorg?

A

Wanneer curatie niet meer mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stadia van de ziekte

A
  • Primaire behandeling: gericht op genezing
    o Ondersteuning in de periode na behandeling
  • Behandeling gericht op levensverlenging en kwaliteit van leven
    o Gemetastaseerde ziekte/uitgebreid locoregionale ziekte
  • Ondersteuning wanneer er geen anti-tumor therapie meer mogelijk is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvoor is Nationaal Model Palliatieve Zorg

A

Beschrijven verschillende fases:
- ziektegerichte palliatie
- symptoomgerichte palliatie
- palliatie in stervensfase
- nazorg/rouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

surprise question

A

Inschatten wanneer de patiënt de laatste periode: ‘Zal het mij verbazen als deze patiënt over een jaar overleden is?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe bepaal je antwoord surprise question

A
  • Relatief snelle en plotselinge achteruitgang
  • Geleidelijke, progressieve achteruitgang met exacerbaties
  • Reeds lang aanwezige langzame achteruitgang
  • (medische) bevindingen
  • Gevoel van de patiënt en/of naasten zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt palliatieve zorg in?

A
  • Ondersteuning met coping
  • Inzicht in prognose en ondersteuning behandeling
  • Symptoombestrijding
  • Besluitvorming
  • Advance care planning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Meest voorkomende symptomen

A
  1. Pijn 5. Droge mond 9. Gewichtsverlies 13. Misselijk
  2. Moeheid 6. Obstipatie 10. Onrust 14. Oedeem
  3. Zwakte 7. Dyspnoe 11. Slaapproblemen 15. Braken
  4. Anorexie 8. Hoesten 12. Depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

multidimensionaliteit

A

Patiënten presenteren zich met verschillende problemen als verklaring voor een enkel, complex, probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eigenschappen bij behandeling die een rol spelen

A
  • Onderliggende ziekte
  • Symptoomgericht, behandeling en anticiperend
  • Lichamelijke naast psychosociale en spirituele aspecten
  • Open communicatie en waardigheid
  • Patiënt heeft eigen keuze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Advanced care planning/proactieve zorg

A
  • Uitgaan van waarden en wensen van patiënt en naasten
  • Sociale situatie vastleggen
  • Wie is de vertegenwoordiger van patiënt?
  • Therapeutische beslissingen:
    o Anti-tumor therapie
    o Complicaties van ziekte en symptomen
  • Wilsverklaringen
  • Besluiten rond reanimatie
  • Voorkeursplaats van zorg en overlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly