Secundaire preventie van kanker - screening Flashcards

1
Q

screening

A

RIVM: een medisch onderzoek bij mensen die geen gezondheidsklachten hebben. het onderzoek is gericht op het vinden van ziekte, een erfelijke aanleg voor ziekte, of risicofactoren die de kans op ziekte vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Doel screening

A

Verhogen van (gezonde) levensverwachting/kwaliteit van leven in de populatie
* Bij screening op ziekte door vroege behandeling
* Bij screening op erfelijke aanleg en risicofactoren door verandering van leefstijl en/of intensievere screening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is belangrijk voor test bij screening

A

Hoge specificiteit om nadelen te beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Criteria voor screening

A
  • Bewijs voor effectiviteit van screening
  • Voordelen van screening zijn groter dan nadelen
  • Redelijke balans tussen kosten en netto voordelen van screening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lead time bias

A

eerdere diagnose leidt automatisch tot langere survival, ook als er geen voordeel is voor het individu.

Er is een langere tijd van overleving met ziekte, maar de levensverwachting blijft hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Length bias

A

screening detecteert vooral langzaam groeiende tumoren met langere survival. De snel groeiende tumoren kunnen snel gemist worden. Er wordt dus een selectie van tumoren gevonden met over het algemeen een betere survival.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke studie is de enige manier om effectiviteit screening aan te tonen?

A

gerandomiseerde studies met als uitkomst ziekte-specifieke sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is bewijs effectiviteit voldoende?

A

Nee, de voordelen moeten tegen nadelen opwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Effect incidentie en sterfte, eerste jaren na start screening

A

stijging/hogere incidentie, nog geen zichtbaar effect op mortaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Effect op incidentie en sterfte van screening, lange termijn

A

incidentie stabiliseert (mogelijk dalend), daling/lagere mortaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voordelen screening

A

voorkomen sterfte, morbiditeit ziekte en behandeling, gerechtvaardigde geruststelling (TN), positief beinvloeden risicogedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

nadelen screening

A

belasting complicaties, overdiagnose/behandeling, FP (onnodige tests) en FN (onterechte geruststelling), onbedoelde nevenbevindingen, vroegontdekking zonder gezondheidswinst, stress, negatief beinvloeden risicogedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

afweging voor en nadelen screening

A

Gezondheidsraad in NL bepaalt dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom moeten kosten van screening ook meegenomen worden?

A

 Standaard economisch probleem: behoeften zijn oneindig, maar de middelen zijn schaars.
 Als inefficiënte interventies worden vergoed, zijn minder middelen beschikbaar voor efficiënte interventies, en dan wordt de gezondheid van de bevolking niet gemaximaliseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vormen van screening

A

georganiseerde screening, opportunistische screening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Georganiseerde screening

A

Hoge investeringen, betere kwaliteit van screening

17
Q

kankerscreening Nederland

A
  1. baarmoederhalskanker (oudst)
  2. borstkanker (duurst)
  3. dikke darm kanker (meeste mensen)
18
Q

Toekomstige screeningsprogramma’s

A
  • Longkanker  lopende studie
  • Prostaatkanker
  • Ovariumkanker
19
Q

Eerste vereiste voor screening geschikte test

A

veilig, betaalbaar, acceptabel

20
Q

sensitiviteit

A

het vermogen van een test om ziektegevallen aan te wijzen

TP/(TP+FN)

21
Q

specificiteit

A

het vermogen van een test om gezonde mensen te selecteren

TN/(TN+FP)

22
Q

positief voorspellend vermogen

A

de kans dat je ziek bent als je een positieve test hebt

TP/TP+FP

23
Q

negatief voorspellende waarde

A

de kans dat je niet ziek bent met een negatieve test

TN/TN+FN

24
Q
A