L16 Flashcards
Beperkte goederenrechtelijke rechten (8 cards)
Casus: Jan heeft een vordering op Piet tot terugbetaling van een door Jan aan Piet geleend geldbedrag. Jan, die zelf krap bij kas zit, leent zelf van Chris een bepaald geldbedrag. Tot zekerheid voor de terugbetaling wordt ten behoeve van Chris, op de vordering die Jan op Piet uit de geldleenovereenkomst heeft, een pandrecht gevestigd.
Welke stelling is juist?
1. Dit scenario is niet mogelijk want een pandrecht kan niet gevestigd worden op een geldelijke vordering.
2. Bij Pandrecht ontstaat een beperkt recht op een andere vordering van een ander. Ook dit pandrecht is een recht afgeleid uit het moederrecht.
3. Het moederrecht is de vordering van Jan op Piet.
4. 1+3
5. 2+3
- 2+3
Joosten krijgt van de gemeente een recht van erfpacht op een stuk grond. Wat is juist met betrekking tot de eigendomsverhouding tussen Joosten en de gemeente?
1. Joosten wordt juridisch eigenaar van de grond en de gemeente behoudt alleen het gebruiksrecht.
2. Joosten heeft het volle eigendomsrecht op de grond zolang het erfpachtrecht duurt.
3. De gemeente blijft eigenaar van de grond, maar haar bevoegdheden zijn beperkt; zij houdt tijdens het erfpachtrecht slechts de blote eigendom.
4. Joosten en de gemeente worden beiden mede-eigenaar van de grond zolang het erfpachtrecht voortduurt.
- De gemeente blijft eigenaar van de grond, maar haar bevoegdheden zijn beperkt; zij houdt tijdens het erfpachtrecht slechts de blote eigendom.
Klaasen is eigenaar van een stuk grond. Hij en Jansen komen overeen dat Jansen een recht van erfpacht op die grond zal verkrijgen. Welke vestigingshandeling is vereist voor een geldige vestiging van het erfpachtrecht?
1. Het erfpachtrecht wordt gevestigd door een onderhandse overeenkomst, gevolgd door feitelijke ingebruikneming door Jansen, conform artikel 3:90 BW.
2. Het erfpachtrecht wordt gevestigd door een notariële akte, gevolgd door inschrijving in de openbare registers, conform artikel 3:89 BW.
3. Het erfpachtrecht wordt gevestigd door mededeling van de afspraak aan het Kadaster, conform artikel 3:94 BW.
4. Het erfpachtrecht wordt gevestigd door een onderhandse akte en registratie bij de Belastingdienst, conform artikel 3:95 BW.
- Het erfpachtrecht wordt gevestigd door een notariële akte, gevolgd door inschrijving in de openbare registers, conform artikel 3:89 BW.
==> - Onjuist
Artikel 3:90 BW ziet op levering van roerende zaken, niet op registergoederen zoals grond. Erfpacht op grond vereist andere formaliteiten. - Juist
Volgens artikel 3:89 BW is voor vestiging van een beperkt recht op een registergoed (zoals erfpacht op grond) vereist:
een notariële akte, én
inschrijving in de openbare registers (Kadaster).
Beide stappen zijn noodzakelijk voor rechtsgeldige vestiging.
- Onjuist
Artikel 3:94 BW geldt voor vorderingen op naam, niet voor registergoederen zoals grond of erfpacht. - Onjuist
Artikel 3:95 BW betreft situaties waarin men geen bezit heeft. Het gaat hier bovendien om een registergoed, waarvoor 3:89 BW geldt, niet een eenvoudige onderhandse akte of registratie bij de Belastingdienst.
Kuppen en Brouns komen op 17 september 2022 overeen dat Brouns met ingang van 1 januari 2023 het huis van Kuppen in vruchtgebruik zal krijgen. De notariële akte wordt opgemaakt op 27 november 2022. Op 28 november 2022 wordt Kuppen failliet verklaard. De inschrijving van de akte vindt plaats op 29 november 2022. Wat is juist?
1. Brouns is met ingang van 1 januari 2023 vruchtgebruiker, omdat de notariële akte op tijd is opgemaakt (art. 3:89 BW).
2. Brouns is met ingang van 1 januari 2023 vruchtgebruiker, omdat partijen al op 17 september overeenstemming hadden bereikt.
3. Brouns is vanaf 1 januari 2023 géén vruchtgebruiker, omdat Kuppen op het moment van inschrijving op 29 november beschikkingsonbevoegd was (art. 23 Fw jo. art. 3:89 BW).
4. Brouns is vanaf 27 november 2022 al vruchtgebruiker, omdat het tekenen van de notariële akte beslissend is en inschrijving geen constitutief vereiste is.
- Brouns is vanaf 1 januari 2023 géén vruchtgebruiker, omdat Kuppen op het moment van inschrijving op 29 november beschikkingsonbevoegd was (art. 23 Fw jo. art. 3:89 BW).
==> - Onjuist
De notariële akte alleen is niet voldoende voor de vestiging van een beperkt recht op een registergoed zoals een huis. Inschrijving in de openbare registers is vereist (art. 3:89 BW). - Onjuist
Een mondelinge of schriftelijke overeenkomst zonder inschrijving van een notariële akte kan geen beperkt recht vestigen op een registergoed. De afspraak van 17 september heeft dus geen rechtsgevolg zonder akte én inschrijving. - Juist
Artikel 3:89 BW vereist voor een rechtsgeldige vestiging van vruchtgebruik op een registergoed:
een notariële akte, én
inschrijving in de openbare registers.
Op het moment van inschrijving (29 november) was Kuppen reeds failliet verklaard (28 november) en dus beschikkingsonbevoegd (art. 23 Fw).
→ De vestiging is daardoor nietig. Brouns verkrijgt géén vruchtgebruik.
- Onjuist
Bij registergoederen is de inschrijving constitutief, dus pas door inschrijving ontstaat het beperkte recht. De akte van 27 november heeft zonder inschrijving geen rechtsgevolg.
Edward heeft een vordering van € 6000 op Frans en wil daarop een recht van vruchtgebruik vestigen ten gunste van Gerard. Gerard stelt dit als voorwaarde voor het uitlenen van € 4500 aan Edward. Wat is vereist voor een geldige vestiging van het vruchtgebruik op deze vordering?
1. Een notariële akte en inschrijving in de openbare registers zijn vereist, omdat het gaat om een beperkt recht.
2. Een akte van vestiging, gevolgd door mededeling van de akte aan Frans, de debiteur van de vordering (art. 3:94 BW).
3. Een onderhandse overeenkomst tussen Edward en Gerard is voldoende, mits Gerard zijn lening aan Edward daadwerkelijk uitbetaalt.
4. Gerard verkrijgt pas vruchtgebruik wanneer Frans schriftelijk akkoord gaat met de vestiging van het recht.
- Een akte van vestiging, gevolgd door mededeling van de akte aan Frans, de debiteur van de vordering (art. 3:94 BW).
==> - Onjuist
Notariële akte en inschrijving in de openbare registers (art. 3:89 BW) gelden voor registergoederen. Een vordering op naam is géén registergoed, dus deze eis is hier niet van toepassing. - Juist
Voor de vestiging van een beperkt recht op een vordering op naam is volgens artikel 3:94 BW vereist:
Een akte van vestiging, én
Mededeling aan de schuldenaar (in dit geval Frans).
Edward en Gerard hebben deze stappen gezet, dus het vruchtgebruik is rechtsgeldig gevestigd.
- Onjuist
Een onderhandse overeenkomst zonder akte en mededeling voldoet niet aan de vestigingsvereisten van art. 3:94 BW. - Onjuist
De mededeling aan Frans is voldoende. Toestemming van de schuldenaar is niet vereist voor de vestiging van een beperkt recht op de vordering.
Karel is eigenaar van een caravan. Hij komt met Leo overeen dat Leo gedurende twee jaar een recht van gebruik krijgt op de caravan. Karel draagt de caravan fysiek over aan Leo. Wat is juridisch juist?
1. Leo is gebruiker geworden van de caravan van Karel, omdat bij roerende zaken feitelijke overgave voldoende is voor vestiging van het gebruiksrecht (art. 3:90 en 3:91 BW).
2. Leo is pas gebruiker geworden zodra een notariële akte is opgemaakt en ingeschreven in het openbare register (art. 3:89 BW).
3. Leo heeft nog geen gebruiksrecht verkregen, omdat ook toestemming van de gemeente vereist is bij het vestigen van gebruiksrechten op voertuigen.
4. Leo is geen gebruiker geworden, omdat een beperkt recht op een roerende zaak alleen kan worden gevestigd door schriftelijke overeenkomst.
- Leo is gebruiker geworden van de caravan van Karel, omdat bij roerende zaken feitelijke overgave voldoende is voor vestiging van het gebruiksrecht (art. 3:90 en 3:91 BW).
==> - Juist
Voor de vestiging van een beperkt recht (zoals gebruik) op een roerende zaak geldt:
Feitelijke overgave van de zaak is vereist (art. 3:90 BW).
Bij aanwezigheid van een overeenkomst en verschaffing van feitelijke macht, is het gebruiksrecht gevestigd (art. 3:91 BW indien sprake is van houderschap).
→ Leo is dus juridisch gebruiker geworden van de caravan.
- Onjuist
Notariële akte en inschrijving (art. 3:89 BW) zijn alleen vereist bij registergoederen, zoals onroerende zaken. Een caravan is een roerende zaak, geen registergoed. - Onjuist
Er is geen wettelijke vereiste dat de gemeente toestemming moet geven voor het vestigen van een gebruiksrecht op een caravan. Deze bewering is fictief. - Onjuist
Een schriftelijke overeenkomst is niet vereist voor de vestiging van een beperkt recht op een roerende zaak. De feitelijke overgave is doorslaggevend.
Joop en Harry zijn buren. Joop vestigt een erfdienstbaarheid ten gunste van Harry, zodat Harry via Joops pad sneller de openbare weg kan bereiken. De titel waarop de vestiging berust blijkt echter nietig, waardoor het recht van erfdienstbaarheid niet rechtsgeldig is gevestigd. Wat is juridisch juist?
1. Harry heeft alsnog een rechtsgeldig recht van erfdienstbaarheid verkregen, omdat hij er in goed vertrouwen van uitging dat hij daartoe gerechtigd was.
2. Harry kan alsnog een rechtsgeldig recht van erfdienstbaarheid verkrijgen door verjaring: na tien jaar bij bezit te goeder trouw (art. 3:99 BW) of na twintig jaar onafgebroken bezit (art. 3:105 jo. 3:306 BW).
3. Harry heeft geen enkel juridisch alternatief meer, want bij een nietige titel is vestiging van een zakelijk recht definitief onmogelijk.
4. Harry verkrijgt een persoonlijk recht, maar nooit een zakelijk recht, zolang de oorspronkelijke vestiging op een nietige titel berustte.
- Harry kan alsnog een rechtsgeldig recht van erfdienstbaarheid verkrijgen door verjaring: na tien jaar bij bezit te goeder trouw (art. 3:99 BW) of na twintig jaar onafgebroken bezit (art. 3:105 jo. 3:306 BW).
==> - Onjuist
Goede trouw op zich leidt niet automatisch tot rechtsgeldige verkrijging. Er is geen rechtsgeldig pandrecht of eigendom ontstaan louter door vertrouwen. - Juist
Hoewel de titel nietig is (art. 3:98 jo. 3:84 BW), kan Harry alsnog het recht van erfdienstbaarheid verkrijgen:
Na 10 jaar bezit te goeder trouw: art. 3:99 BW.
Na 20 jaar onafgebroken bezit (ook zonder goede trouw): art. 3:105 jo. 3:306 BW.
- Onjuist
Verjaring biedt wél een alternatief, zelfs bij een nietige titel. Het recht kan door verjaring alsnog worden verkregen. - Onjuist
Door verjaring verkrijgt Harry een zakelijk recht (erfdienstbaarheid), niet slechts een persoonlijk recht.