Leerdoelen - splanchnologie - ademhalingsstelsel Flashcards

(186 cards)

1
Q

Het ademhalingsstelsel

A

apparatus respiratorius - longen, neus, neuskeel, strotterhoofd, luchtpijp, luchtpijptakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De neus

A

nasus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De neusgaten

A

nares

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Planum nasale

A

neusspiegel - de zone is beperkt tot een gebied rond en tussen de neusopeningen en bevat de doorlopende lipgroeve - hond - kat - kleine herkauwers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lipgroeve

A

philtrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Planum nasolabiale

A

neusspiegel - ook het rostrale deel van de bovenlip is erbij betrokken - rund

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Planum rostrale

A

neusschijf - de bovenlip is er eveneens bij betrokken en vormt met de zone rond de neusopeningen een schijfvormige structuur - varken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De neusholte

A

cavum nasi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cavum nasi

A

neusholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Septum nasi

A

wordt de neusholte mee ingedeeld in een linker en rechter neusholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vestibulum nasi

A

voorste gedeelte van de neusholte die bekleed is met cutaan slijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Traankanaal

A

ostium nasolactimale - overgang tussen het vestibulum en de resporatorische zone mondt hierin uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neusschelpen

A

conchae - dunne, opgerolde beenplaten, die bekleed zijn met een rijk doorbloed slijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Basislamel

A

zit lateraal vast op de benige zijwand van de neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Spiraallamellen

A

basislamel die naar mediaal toe spiraalvormig opkrult of opsplitst in twee of meer spiraalvormig lamellen - omsluiten grillige ruimten die ofwel spleetvormig, recessus, ofwel blaasvormig, bullae, ofwel zeer ruim, sinus, zijn - blijven steeds in verbinding staan met de neusgangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dorsale neusschelp

A

concha nasalis dorsalis - lang en slank, hecht vast op het neusbeen en loopt naar rostraal uit op een rechte slijmvliesplooi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ventrale neusschelp

A

concha nasalis ventralis - meestal korter en breder dan de dorsale neusschelp, hecht vast op de maxilla en loopt naar rostraal toe uit op een brede slijmvliesplooi die vaak uitwendig zichtbaar is ter hoogte van de neusvleugels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Middenste neusschelp

A

concha nasalis media - veel kleiner, ligt veel meer caudaal in de neusholte tussen de dorsale en venrale neusschelp en dichtbij de zeefbeenschelpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Zeefbeenschelpen

A

ethmoturbinalia - talrijk in de diepte van de neusholte - hechten caudaal vast op het zeefbeen en bekleed met reukepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dorsale neusgang

A

meatus nasi dorsalis - reukgang - ligt boven de dorsale neusschelp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Middenste neusgang

A

meatus nasi medius - sinusgang - is begrensd door de dorsale en ventrale neusschelpen - monden de paranasale sinussen uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ventrale neusgang

A

meatus nasi ventralis - ademgang - is gelegen tussen de ventrale neusschelp en de neusholte bodem - ruimste gang - loopt uit op de choanae - is de rechtsteekse weg voor de luchtpassage voor de ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Gemeenschappelijke neusgang

A

meatus nasi communis - is het hoge maar spleetvormige lumen van de neusholte dat langs het neusseptum gelegen is - reikt van de neusrug tot op de neusbodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Zeefbeengangen

A

meatus ethmoidales - tussen de zeefbeenschelpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Neusnevenholten
met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen - respiratorische epitheel dat de neusholte bekleed, vertoont op verschillende plaatsen grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen
26
Neusbijholten
met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen - respiratorische epitheel dat de neusholte bekleed, vertoont op verschillende plaatsen grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen
27
Sinus nasales
met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen - respiratorische epitheel dat de neusholte bekleed, vertoont op verschillende plaatsen grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen
28
Het organum vomeronasale
orgaan van Jacobson - in het rostrale deel van de neusbodem - primitief reukorgaan
29
De neuskeel
nasopharynx
30
De larynx
strottenhoofd - stevig aanvoelende verbinding tussen de keel en de luchtpijp - ventraal in de keel functie, ademhaling, slikken en vocalisatie
31
Larynxwand
bestaat uit 5 larynxkraakbeenderen onderling verbonden door middel van gewrichtjes, ligamenten en talrijke dwarsgetreepte spiertjes met een fijne reflectorische innervatie
32
Larynxholte
cavum laryngis - bepalend voor de passage lucht en voor de geluidsvorming
33
Epiglottiskraakbeen
cartilago epiglottica - strotteklep - het onpare epiglottiskraakbeen is een klepvormige stuctuur die het rostroventrale deel van de larynx vormt en die zowel ventraal als dorsaal met een slijmvlies overtrokken is - apex, scherpe voorrand - basis, caudaal breder
34
Het schildkraakbeen
carilago thyroidea - thyroid - onpaar kraakbeen dat bestaat uit twee ruime zijplaten die ventraal smamenkomen in een stevig verbindingsstuk of corpus
35
Zijplaten
lamina dextra en lamina sinistra - hebben dorsaal een rostrale hoorn die gewricht vormt met het thyrohyoid en een caudale uitloper die een gewricht vormt met het cricoid
36
Corpus van schildkraakbeen
stevige mediane kraakbeenplaat
37
Incisura thyroidea caudalis
diepe caudale insnijding van de corpus
38
Ringkraakbeen
cartilago cricoidea - cricoid - stevige kraakbeenring die niet vervormbaar is in een grotere diameter heeft dan de tracheaalringen - vorm van een zegelring
39
Lamina van ringkraakbeen
bovenplaat - is duidelijk breder dan de rest van het cricoid - arcus die versmalt naar ventraal
40
Crista mediane van ringkraakbeen
zware mediane kam die de bovenplaat draagt
41
Arykraakbeenderen
cartilago arytaenoideae - arytenoid - parig - onderling geen rechtstreeks contact
42
Processus vocalis van de arykraakbeenderen
afgeronde ventrale hoek - hier ontspringen de stembanden
43
Processis corniculatus van de arykraakbeenderen
hoornvormig uitsteeksel op de rostrodorsale hoek
44
Processus mescularis van de arykraakbeenderen
zware spierkam op de caudodorsale hoek - meerdere larynxspieren hechten hierop aan
45
De larynxholte
cavum laryngis
46
Larynxholte
cavum laryngis - limiterend voor de passage van lucht is tevens bepalend voor de geluidsvorming - opgedeeld in 3 componenten
47
Vestibulum laryngis
larynxholte - vormt de toegang tot de larynx - wordt begrensd door de larynxkroon
48
Larynxkroon
bestaat uit de epiglottis, de arykraakbeenderen en de beiderzijdse mucosaplooi die deze structuren beiderzijds verbindt
49
Rima glottidis
glottis - larynxholte - nauwste punt van de ademhalingsweg en heeft een ruitvormig lumen
50
Stembanden
rima glottidis - de onderste helft van de glottis - v-vormig - wordt omsloten door de linker en rechter stembanden
51
Echte stemband
plica vocalis - rima glottidis
52
Valste stemband
plica vestibularis - rima glottidis - ligt meer rostraal
53
Ventriculus laryngis
zakje van Morgagni - rima glottidis - zakvormige uitstulping van de larynxmucosa die tussen beide stembanden naar lateraal uitpuilt
54
Rima respiratoria
rima glottidis - het dorsale deel van de glottisspleet dat door de arykraakbeenderen begrneds wordt
55
Rima vocalis
stemspleet - rima glottidis - ventrale deel van de glottisspeet dat door de stembanden begrensd wordt
56
Cavum infraglotticum
larynxholte - diepste deel van de larynxholte dat caudaal van de glottis gelegen is, begrensd wordt door de cricoid en aansluit op het lumen van de trachea
57
Neusademen
de punt van de epiglottis ligt dorsaal op de caudale rand van het zachte gehemelte
58
Mondademen
het zachte gehemelte wordt opgeheven zodat de nasopharynx gedeeltelijk afgesloten wordt
59
Slikken
de aditus laryngis wordt afgesloten door de epiglottis die door voorwaardse beweging van de larynx tegen de tongwortel gedrukt wordt en aldus naar achter omslaat
60
Glottisspleet
de nauwste plaats van de gehele ademhalingstractus en is als dusdanig bepalend voor de luchtpassage naar de longen
61
De luchtpijp
trachea
62
Tunica fibrocartilaginea
bestaat uit kraakbeenringen, trachearingen - die met elkaar verbonden zijn door fibroelastische weefsel, ligamenta anularia -
63
M. trachealis
glad spierweefsel waarmee de kraakbeenuiteinden van iedere ring met elkaar verbonden zijn - ook met bindweefsel
64
Tunica mucosa
het slijmvlies dat de trachearingen en de ligamenta anularia naar de binnenzijde bekleedt
65
Tunica submucosa
verbindt het slijmvlies met de tunica fibrocartilaginea
66
Tunica adventitia
tunica serosa - verbindt de tunica fibrocartilaginea met de omgevende structuren in de hals respectievelijk de borstholte
67
Halsdeel
pars cervicalis - kan goed gevoeld worden als een stevige, licht indrukbare en matig verplaatsbare buis
68
Borstdeel
pars thoracica - veel korter dan het halsdeel en reikt van de voorste borstingang tot boven de hartbasis, waar de luchtpijp splitst in een rechter en linker hoofdbronchus
69
Bifurcatio tracheae
hoofdbronchus
70
Carina tracheae
tussen de divergerende hoofdbronchen bevindt zich een scherpe mediane kan die uitpuilt in het einde van de trachea
71
De long
pulmo
72
Apex pulmonis
longtop - naar de borstingang gericht
73
Basis pulmonis
long basis - tegen het diafragma
74
Pleura pulmonalis
hiermee is de long volledig overtrokken - stevig vergroeid met het longkapsel en veroorzaakt het gladde oppervlak van de longen
75
Longwortel
radix - hilus pulmonis - aanhechtingsplaats gelegen ter hoogte van de hartbasis, long hecht vast op het mediastinum
76
Ligamentum pulmonale
steeds smaller wordende aanhechtingszone
77
Facies costalis
gewelfd en ligt tegen de concave pleura costalis die de ribwand bekleedt
78
Facies medialis
vlak en wordt ingedeeld in 3 facies
79
Facies vertebralis
ligt tegen de wervellichamen en de m. longus colli
80
Facies mediastinalis
ligt tegen het mediastinum aan
81
Facies diaphragmatica
concaaf en ligt tegen het gewelfde diafragma dat bekleed is met de pleura diaphragmatica - vormt de longbasis en staat schuin ten opzichte van zowel de facies costalis als de facialis medialis
82
Margo dorsalis
zeer stompe bovenrand van de long - margo obtusus - waar de facies costalis en medialis vloeiend in elkaar overgaan
83
Margo ventralis
zeer scherp - margo acutus - overgang tussen de facies costalis en de facies medialis - ter hoogte van het hart uitgehold
84
Incisura cardiaca
uitholling ter hoogte van het hart
85
Margo basalis
rand van de longbasis - bestaat uit de boord tussen de facies diaphragmatica, de facies medialis en de facies costalis - scherp - margo acutus
86
Recessus costodiaphragmaticus
caudale longrand die zich verplaatst bij in- en expiratie - bepaald de grootte van het longveld
87
Insnijdingen long
fissurae interlobares - diepe insnijdingen van de long, waarbij de begrenzende blakken van de longlobben elkaar raken
88
Linker long
bestaat uit 2 lobben - lobus cranialis - lobus caudalis
89
Rechter long
bestaat uit 4 lobben - lobus cranialis - lobus medius - lobus caudalis - lobus accessorius die de reseccus mediastini opvuld van de pleuraholte
90
Bronchaalboom
het geheel van vertakende buizen die het transport van lucht naar en van de longalveolen moet mogelijk maken
91
Bifurcatie van de trachea
linker en rechter hoofdbronchus die onmiddelijk de long binnendringen
92
Secundaire bronchen
bronchi lobares - longwortel splits de hoofdbronchus hierin op
93
Segmentale bronchen
bronchi segmentales - bronchi lobares delen zich hierin op en deze delen zich zelf ook weer verder op
94
# Reverse apparatus respiratorius - longen, neus, neuskeel, strotterhoofd, luchtpijp, luchtpijptakken
Het ademhalingsstelsel
95
# Reverse nasus
De neus
96
# Reverse nares
De neusgaten
97
# Reverse neusspiegel - de zone is beperkt tot een gebied rond en tussen de neusopeningen en bevat de doorlopende lipgroeve - hond - kat - kleine herkauwers
Planum nasale
98
# Reverse philtrum
Lipgroeve
99
# Reverse neusspiegel - ook het rostrale deel van de bovenlip is erbij betrokken - rund
Planum nasolabiale
100
# Reverse neusschijf - de bovenlip is er eveneens bij betrokken en vormt met de zone rond de neusopeningen een schijfvormige structuur - varken
Planum rostrale
101
# Reverse cavum nasi
De neusholte
102
# Reverse neusholte
Cavum nasi
103
# Reverse wordt de neusholte mee ingedeeld in een linker en rechter neusholte
Septum nasi
104
# Reverse voorste gedeelte van de neusholte die bekleed is met cutaan slijmvlies
Vestibulum nasi
105
# Reverse ostium nasolactimale - overgang tussen het vestibulum en de resporatorische zone mondt hierin uit
Traankanaal
106
# Reverse conchae - dunne, opgerolde beenplaten, die bekleed zijn met een rijk doorbloed slijmvlies
Neusschelpen
107
# Reverse zit lateraal vast op de benige zijwand van de neus
Basislamel
108
# Reverse basislamel die naar mediaal toe spiraalvormig opkrult of opsplitst in twee of meer spiraalvormig lamellen - omsluiten grillige ruimten die ofwel spleetvormig, recessus, ofwel blaasvormig, bullae, ofwel zeer ruim, sinus, zijn - blijven steeds in verbinding staan met de neusgangen
Spiraallamellen
109
# Reverse concha nasalis dorsalis - lang en slank, hecht vast op het neusbeen en loopt naar rostraal uit op een rechte slijmvliesplooi
Dorsale neusschelp
110
# Reverse concha nasalis ventralis - meestal korter en breder dan de dorsale neusschelp, hecht vast op de maxilla en loopt naar rostraal toe uit op een brede slijmvliesplooi die vaak uitwendig zichtbaar is ter hoogte van de neusvleugels
Ventrale neusschelp
111
# Reverse concha nasalis media - veel kleiner, ligt veel meer caudaal in de neusholte tussen de dorsale en venrale neusschelp en dichtbij de zeefbeenschelpen
Middenste neusschelp
112
# Reverse ethmoturbinalia - talrijk in de diepte van de neusholte - hechten caudaal vast op het zeefbeen en bekleed met reukepitheel
Zeefbeenschelpen
113
# Reverse meatus nasi dorsalis - reukgang - ligt boven de dorsale neusschelp
Dorsale neusgang
114
# Reverse meatus nasi medius - sinusgang - is begrensd door de dorsale en ventrale neusschelpen - monden de paranasale sinussen uit
Middenste neusgang
115
# Reverse meatus nasi ventralis - ademgang - is gelegen tussen de ventrale neusschelp en de neusholte bodem - ruimste gang - loopt uit op de choanae - is de rechtsteekse weg voor de luchtpassage voor de ademhaling
Ventrale neusgang
116
# Reverse meatus nasi communis - is het hoge maar spleetvormige lumen van de neusholte dat langs het neusseptum gelegen is - reikt van de neusrug tot op de neusbodem
Gemeenschappelijke neusgang
117
# Reverse meatus ethmoidales - tussen de zeefbeenschelpen
Zeefbeengangen
118
# Reverse met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen - respiratorische epitheel dat de neusholte bekleed, vertoont op verschillende plaatsen grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen
Neusnevenholten
119
# Reverse met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen - respiratorische epitheel dat de neusholte bekleed, vertoont op verschillende plaatsen grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen
Neusbijholten
120
# Reverse met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen - respiratorische epitheel dat de neusholte bekleed, vertoont op verschillende plaatsen grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen
Sinus nasales
121
# Reverse orgaan van Jacobson - in het rostrale deel van de neusbodem - primitief reukorgaan
Het organum vomeronasale
122
# Reverse nasopharynx
De neuskeel
123
# Reverse strottenhoofd - stevig aanvoelende verbinding tussen de keel en de luchtpijp - ventraal in de keel functie, ademhaling, slikken en vocalisatie
De larynx
124
# Reverse bestaat uit 5 larynxkraakbeenderen onderling verbonden door middel van gewrichtjes, ligamenten en talrijke dwarsgetreepte spiertjes met een fijne reflectorische innervatie
Larynxwand
125
# Reverse cavum laryngis - bepalend voor de passage lucht en voor de geluidsvorming
Larynxholte
126
# Reverse cartilago epiglottica - strotteklep - het onpare epiglottiskraakbeen is een klepvormige stuctuur die het rostroventrale deel van de larynx vormt en die zowel ventraal als dorsaal met een slijmvlies overtrokken is - apex, scherpe voorrand - basis, caudaal breder
Epiglottiskraakbeen
127
# Reverse carilago thyroidea - thyroid - onpaar kraakbeen dat bestaat uit twee ruime zijplaten die ventraal smamenkomen in een stevig verbindingsstuk of corpus
Het schildkraakbeen
128
# Reverse lamina dextra en lamina sinistra - hebben dorsaal een rostrale hoorn die gewricht vormt met het thyrohyoid en een caudale uitloper die een gewricht vormt met het cricoid
Zijplaten
129
# Reverse stevige mediane kraakbeenplaat
Corpus van schildkraakbeen
130
# Reverse diepe caudale insnijding van de corpus
Incisura thyroidea caudalis
131
# Reverse cartilago cricoidea - cricoid - stevige kraakbeenring die niet vervormbaar is in een grotere diameter heeft dan de tracheaalringen - vorm van een zegelring
Ringkraakbeen
132
# Reverse bovenplaat - is duidelijk breder dan de rest van het cricoid - arcus die versmalt naar ventraal
Lamina van ringkraakbeen
133
# Reverse zware mediane kam die de bovenplaat draagt
Crista mediane van ringkraakbeen
134
# Reverse cartilago arytaenoideae - arytenoid - parig - onderling geen rechtstreeks contact
Arykraakbeenderen
135
# Reverse afgeronde ventrale hoek - hier ontspringen de stembanden
Processus vocalis van de arykraakbeenderen
136
# Reverse hoornvormig uitsteeksel op de rostrodorsale hoek
Processis corniculatus van de arykraakbeenderen
137
# Reverse zware spierkam op de caudodorsale hoek - meerdere larynxspieren hechten hierop aan
Processus mescularis van de arykraakbeenderen
138
# Reverse cavum laryngis
De larynxholte
139
# Reverse cavum laryngis - limiterend voor de passage van lucht is tevens bepalend voor de geluidsvorming - opgedeeld in 3 componenten
Larynxholte
140
# Reverse larynxholte - vormt de toegang tot de larynx - wordt begrensd door de larynxkroon
Vestibulum laryngis
141
# Reverse bestaat uit de epiglottis, de arykraakbeenderen en de beiderzijdse mucosaplooi die deze structuren beiderzijds verbindt
Larynxkroon
142
# Reverse glottis - larynxholte - nauwste punt van de ademhalingsweg en heeft een ruitvormig lumen
Rima glottidis
143
# Reverse rima glottidis - de onderste helft van de glottis - v-vormig - wordt omsloten door de linker en rechter stembanden
Stembanden
144
# Reverse plica vocalis - rima glottidis
Echte stemband
145
# Reverse plica vestibularis - rima glottidis - ligt meer rostraal
Valste stemband
146
# Reverse zakje van Morgagni - rima glottidis - zakvormige uitstulping van de larynxmucosa die tussen beide stembanden naar lateraal uitpuilt
Ventriculus laryngis
147
# Reverse rima glottidis - het dorsale deel van de glottisspleet dat door de arykraakbeenderen begrneds wordt
Rima respiratoria
148
# Reverse stemspleet - rima glottidis - ventrale deel van de glottisspeet dat door de stembanden begrensd wordt
Rima vocalis
149
# Reverse larynxholte - diepste deel van de larynxholte dat caudaal van de glottis gelegen is, begrensd wordt door de cricoid en aansluit op het lumen van de trachea
Cavum infraglotticum
150
# Reverse de punt van de epiglottis ligt dorsaal op de caudale rand van het zachte gehemelte
Neusademen
151
# Reverse het zachte gehemelte wordt opgeheven zodat de nasopharynx gedeeltelijk afgesloten wordt
Mondademen
152
# Reverse de aditus laryngis wordt afgesloten door de epiglottis die door voorwaardse beweging van de larynx tegen de tongwortel gedrukt wordt en aldus naar achter omslaat
Slikken
153
# Reverse de nauwste plaats van de gehele ademhalingstractus en is als dusdanig bepalend voor de luchtpassage naar de longen
Glottisspleet
154
# Reverse trachea
De luchtpijp
155
# Reverse bestaat uit kraakbeenringen, trachearingen - die met elkaar verbonden zijn door fibroelastische weefsel, ligamenta anularia -
Tunica fibrocartilaginea
156
# Reverse glad spierweefsel waarmee de kraakbeenuiteinden van iedere ring met elkaar verbonden zijn - ook met bindweefsel
M. trachealis
157
# Reverse het slijmvlies dat de trachearingen en de ligamenta anularia naar de binnenzijde bekleedt
Tunica mucosa
158
# Reverse verbindt het slijmvlies met de tunica fibrocartilaginea
Tunica submucosa
159
# Reverse tunica serosa - verbindt de tunica fibrocartilaginea met de omgevende structuren in de hals respectievelijk de borstholte
Tunica adventitia
160
# Reverse pars cervicalis - kan goed gevoeld worden als een stevige, licht indrukbare en matig verplaatsbare buis
Halsdeel
161
# Reverse pars thoracica - veel korter dan het halsdeel en reikt van de voorste borstingang tot boven de hartbasis, waar de luchtpijp splitst in een rechter en linker hoofdbronchus
Borstdeel
162
# Reverse hoofdbronchus
Bifurcatio tracheae
163
# Reverse tussen de divergerende hoofdbronchen bevindt zich een scherpe mediane kan die uitpuilt in het einde van de trachea
Carina tracheae
164
# Reverse pulmo
De long
165
# Reverse longtop - naar de borstingang gericht
Apex pulmonis
166
# Reverse long basis - tegen het diafragma
Basis pulmonis
167
# Reverse hiermee is de long volledig overtrokken - stevig vergroeid met het longkapsel en veroorzaakt het gladde oppervlak van de longen
Pleura pulmonalis
168
# Reverse radix - hilus pulmonis - aanhechtingsplaats gelegen ter hoogte van de hartbasis, long hecht vast op het mediastinum
Longwortel
169
# Reverse steeds smaller wordende aanhechtingszone
Ligamentum pulmonale
170
# Reverse gewelfd en ligt tegen de concave pleura costalis die de ribwand bekleedt
Facies costalis
171
# Reverse vlak en wordt ingedeeld in 3 facies
Facies medialis
172
# Reverse ligt tegen de wervellichamen en de m. longus colli
Facies vertebralis
173
# Reverse ligt tegen het mediastinum aan
Facies mediastinalis
174
# Reverse concaaf en ligt tegen het gewelfde diafragma dat bekleed is met de pleura diaphragmatica - vormt de longbasis en staat schuin ten opzichte van zowel de facies costalis als de facialis medialis
Facies diaphragmatica
175
# Reverse zeer stompe bovenrand van de long - margo obtusus - waar de facies costalis en medialis vloeiend in elkaar overgaan
Margo dorsalis
176
# Reverse zeer scherp - margo acutus - overgang tussen de facies costalis en de facies medialis - ter hoogte van het hart uitgehold
Margo ventralis
177
# Reverse uitholling ter hoogte van het hart
Incisura cardiaca
178
# Reverse rand van de longbasis - bestaat uit de boord tussen de facies diaphragmatica, de facies medialis en de facies costalis - scherp - margo acutus
Margo basalis
179
# Reverse caudale longrand die zich verplaatst bij in- en expiratie - bepaald de grootte van het longveld
Recessus costodiaphragmaticus
180
# Reverse fissurae interlobares - diepe insnijdingen van de long, waarbij de begrenzende blakken van de longlobben elkaar raken
Insnijdingen long
181
# Reverse bestaat uit 2 lobben - lobus cranialis - lobus caudalis
Linker long
182
# Reverse bestaat uit 4 lobben - lobus cranialis - lobus medius - lobus caudalis - lobus accessorius die de reseccus mediastini opvuld van de pleuraholte
Rechter long
183
# Reverse het geheel van vertakende buizen die het transport van lucht naar en van de longalveolen moet mogelijk maken
Bronchaalboom
184
# Reverse linker en rechter hoofdbronchus die onmiddelijk de long binnendringen
Bifurcatie van de trachea
185
# Reverse bronchi lobares - longwortel splits de hoofdbronchus hierin op
Secundaire bronchen
186
# Reverse bronchi segmentales - bronchi lobares delen zich hierin op en deze delen zich zelf ook weer verder op
Segmentale bronchen