Macht Flashcards Preview

Anthropology > Macht > Flashcards

Flashcards in Macht Deck (37)
Loading flashcards...
1
Q

Definitie van macht

A

Het vermogen om gedragsalternatieven van anderen te beïnvloeden/bepalen. (Max Weber)

2
Q

Macht is een continu van

A

Dwang, autoriteit en invloed

3
Q

Macht in het politieke domein

A

Waar het betrekking heeft tot rechten, plichten, belangen, sociale integratie en oplossing van conflicten. Het is van toepassing op samenlevingen met staten en staatloze gemeenschappen

4
Q

Yanomamo Chief

A
  • Indianen Venezuela/Brazilie
  • Chief zonder veel macht
  • Hij is een aanjager, geeft voorbeelden
  • Geen dwang maar overtuiging
  • Gek omdat de Yanomami bekend staan als een gewelddadig volk.
5
Q

Big Man

A
  • Manipuleren met reciprociteit en redistributie
  • Entrepreneurs
  • Verkrijgen macht door strategisch handelen met materiele goederen.
  • Permanente investering en strategie
6
Q

Zulu koning

A

Koning Shaka en zijn opvolger Cetshwayo, een absolute machthebbers (black napoleon) die het voor elkaar kreeg een groot leger om zich heen te verzamelen en een staat te stichten.

7
Q

Koninkrijk Bali

A

De macht ligt bij de gene die de centrale figuren zijn in de rituelen en die beheersen.

8
Q

Trias politica

A

De Nederlandse wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.

9
Q

War/hunt/peace chief

A
  • Noord-Amerikaanse indianen

- Drie soorten chiefs die op andere momenten de absolute macht hebben.

10
Q

War chief

A

Heeft de absolute macht in tijden van oorlog, hij oefent zijn macht uit door middel van sancties

11
Q

Hunt chief

A

Heeft de absolute macht als het gaat om het jagen, hij oefent zijn macht uit door middel van sancties

12
Q

Peace chief

A

hij heeft macht als er een vreedzame organisatie is en met zijn wijsheid en verbale kwaliteiten mensen kan overtuigen.

13
Q

Cultureel materialistische (met evolutionistische ondertoon) verklaring voor war/hunt/peace chief

A

de drie typen leiders zijn een aanpassing aan materiele omstandigheden.

14
Q

Transactionalistische visie op war/hunt/peace chief

A

De leiders zijn mensen met agency en een strategie van een individu.

15
Q

Maffia

A

Macht gebaseerd puur op geweld die kan ontstaan door een afwezige of zwakke staat

16
Q

Landbezitters -> Mafiosi

A

Recht op exploitatie, bescherming

17
Q

Mafiosi -> Landbezitters

A

Bescherming, stemmen, deel van de opbrengst

18
Q

Mafiosi -> Boeren

A

Land en bescherming

19
Q

Boeren -> Mafiosi

A

Deel van de obrengst, stemmen.

20
Q

Nuer

A
  • Evans-Pritchard
  • Geen politieke structuur en geen lokale machthebbers
  • Leopardskin-chief als bemiddelaar.
  • Militair en politiek sterke machine
21
Q

Nuer politiek

A

Mensen Identificeren zich in de politieke eenheden op basis van afstamming. Het model laat zien hoe de solidariteit werkt en wie conflicten heeft met wie.

22
Q

Neur structureel functionalistische verklaring

A

Samenhang tussen bestaanswijze, territoriale eenheden, verwantschappelijke eenheden en religieuze voorstellingen

23
Q

Structureel functionalistische invalshoek macht

A

Structuur, stabiliteit, integratie, samenleving, statisch

24
Q

Transactionalistische invalshoek macht

A

Agency, Proces/Dynamiek, conflict, Netwerken, Calculerend

25
Q

Geertz over macht

A

Symbolen en rituelen legitimeren machtsverhoudingen en genereren macht. Machtsverhoudingen zijn niet alleen materieel maar ook een overtuiging/voorstelling.

26
Q

Machtstructuur en machtdenkstructuur

A

Machtstructuren beperken alternatieven door sancties(geweld - sociale controle) of door de dominante macht-denkstructuren te internaliseren/naturaliseren.

27
Q

Dwang - materieel - Overtuiging- Internalisering

A

Dwang: Duur, instabiel, Agent/Rationaliteit, Sanctie
Internalisering: Goedkoop, stabiel, Voorstelling/emotie, Rituelen/Symbolen/Classificatie

28
Q

Marx en verzet

A

Klassenstrijd en false consiousness

29
Q

Scot en verzet

A

Weapons of the weak

30
Q

Gramsci en verzet

A

Hegemony en counter hegemony: Het vermogen van de dominante groep haar voorstellingen van de wereld (=classificatie) op te leggen aan de ondergeschikten die dit accepteren als ‘normaal’ en ‘natuurlijk’

31
Q

Verzet

A

Structuur + agency

32
Q

machtdenkstructuur en anti-machtdenkstructuur met de machtstructuur van patriarchale genderrelaties.

A

Man > vrouw, Man=vrouw

33
Q

machtdenkstructuur en anti-machtdenkstructuur met de machtstructuur van segregatie in de vs

A

Racisme, black is beautiful/black power

34
Q

machtdenkstructuur en anti-machtdenkstructuur met de machtstructuur feodalisme

A

Mens hoort bij grond, mens = arbeid = geld

35
Q

machtdenkstructuur en anti-machtdenkstructuur met de machtstructuur kapitalisme

A

Eigendom = relatie tussen persoon en ding, Eigendom is relatie tussen mensen

36
Q

Waarom zijn macrostructuren soms fragiel en soms dynamisch?

A

Schrift, taal, lichaam, symbolen en rituelen.

37
Q

De maatschappelijke structuur zit gekoppeld in twee essentiële manieren van denken.

A

Territoriale eenheden en aan de andere kant verwantschappelijke eenheden.