Symbolen Flashcards Preview

Anthropology > Symbolen > Flashcards

Flashcards in Symbolen Deck (25)
Loading flashcards...
1
Q

Semiotiek

A

Leer van de tekens

2
Q

Icoon

A

Gelijkenis relatie tussen beeld en werkelijkheid

bijv. plattegrond & foto

3
Q

Index

A

(Symptoom) directe verbinding met object.

4
Q

Symbool

A

Geen directe maar geleerde relatie met object

5
Q

Sign

A

Teken-object, handeling abstractie

6
Q

Signifier

A

Betekenaar: Geeft de betekenis aan een teken

7
Q

Signified

A

Betekenis/Betekenisgeving

8
Q

Symbool

A

Een vehikel voor een opvatting en die opvatting is de betekenis van het symbool.
Symbolen condenseren betekenissen, zijn multifocaal en hebben verschillende betekenissen omdat ze verschillende betekenisgevers hebben.

9
Q

Symbolen kunnen zorgen voor

A

macht & sociale identiteit: kan integreren maar ook tegen elkaar uit spelen. Symbolen laten zien wie de mensen zijn, of willen zijn.

10
Q

Wat geven systemen van symbolen weer?

A

De opvattingen over een algemene bestaansorde

11
Q

Twee werkelijkheden volgens Geertz

A

De empirisch waarneembare werkelijkheid en de niet-empirisch waarneembare werkelijkheid

12
Q

Symbolen ordenen chaos en onzekerheid op 3 terreinen

A

Intellectueel: Grenzen van kennis
Emotioneel: Lijden, pijn dood
Ethiek: Rechtvaardigheid

13
Q

Classificatie

A

Culturele ordening van de wereld, ‘matter out of place’

Mary Douglas

14
Q

Betekenis van een herdenking is afhankelijk van

A

de actoren en hun keuzes en interpretaties van tijd en plaats.

15
Q

Sociaal geheugen (Connerton)

A

Persoonlijk geheugen: Gebaseerd op persoonlijke ervaringen, biografie
Cognitief geheugen; Algemene kennis over de wereld
‘Gewoonte-geheugen’: Belichaamd, geïncorporeerd, embodied

16
Q

History

A

reeks gebeurtenissen waarvan de feitelijkheid algemeen geaccepteerd is (dus evengoed discutabel of mythisch kan zijn

17
Q

Historicity

A

persoonlijke en/of sociaal culturele interpretaties van feitelijke gebeurtenissen

18
Q

Historiography

A

Geschiedschrijving

19
Q

Ethnohistory

A

History volgens de leden van een ‘traditionele’/ongeletterde samenleving opgetekend door westerse onderzoekers

20
Q

Historicism:

A

opdringen van historisch perspectief op een cultuur waar het verleden weinig of geen relevantie heeft (bv Inuit)

21
Q

Wie is representatief voor alle kennis van een cultuur?

A

Geen enkel lid van een samenleving is representatief voor alle kennis van zijn/haar cultuur.

22
Q

De kenmerkende sociale ongelijkheid in iedere samenleving komt door

A

De overdracht van verschillende kennisvormen en vaardigheden.

23
Q

Sociale identiteit hangt af van

A

Kennis en vaardigheden die je als lid van de samenleving hebt geleerd

24
Q

Machtstructuren worden gecreëerd door:

A
  • Wie bepaalt wat waardevolle kennis is
  • Wie bepaalt voor wie de kennis wat waard is
  • Wie bepaalt hoe kennisoverdracht plaatsvindt.
  • Dit vind vaak allemaal plaats in een geritualiseerde setting.
25
Q

Waar gaan symbolen, rituelen en incorporatie als macht aan voorbij en hinderen ze?

A

het dagelijks bewustzijn