Structuurwoordenlijst V5 Flashcards
(40 cards)
1
Q
D’abord
A
Eerst
2
Q
Puis
A
Dan, vervolgens
3
Q
Ensuite
A
Vervolgens, dan
4
Q
Enfin
A
Ten slotte, uiteindelijk
5
Q
Finalement
A
Ten slotte, uiteindelijk
6
Q
Bien sûr
A
Natuurlijk
7
Q
Car
A
Want
8
Q
Parce que
A
Omdat
9
Q
Ainsi
A
Zo
10
Q
Comme
A
Zoals
11
Q
Bref
A
Kortom
12
Q
Donc
A
Dus
13
Q
C’est pourquoi
A
Daarom
14
Q
Mais
A
Maar
15
Q
Pour + inf
A
Om te
16
Q
Pour + subj
A
Opdat
17
Q
Cependant
A
Toch, echter
18
Q
Malgré
A
Ondanks
19
Q
Bien que
A
Hoewel
20
Q
Si
A
Als, indien
21
Q
Quand
A
Wanneer, toen
22
Q
Depuis que
A
Sinds
23
Q
De/en plus
A
Bovendien
24
Q
En effet
A
Inderdaad
25
En général
Over het algemeen
26
Également
Ook
27
Certainement
Natuurlijk, zeker
28
Puisque
Omdat immers
29
Comme (aan het begin van de zin)
Aangezien
30
De cette façon
Zo, op die manier
31
Alors
Dus
32
De sorte que
Zodat
33
Par contre
Daarentegen
34
Quoique
Hoewel, ofschoon
35
Alors que
Terwijl (tegenstelling)
36
À moins que
Tenzij
37
Dès que
Zodra
38
Jusqu’à ce que
Totdat
39
Pourvu que
Mits
40
Au cas où
In het geval dat
