4B Flashcards
(36 cards)
1
Q
La danse contemporaine
A
de hedendaagse dans
2
Q
Le pari
A
De weddenschap
3
Q
Grave
A
Erg
4
Q
mélanger
A
Vermengen
5
Q
Offrir
A
Aanbieden
6
Q
Rigoler
A
Lachen
7
Q
Tenter
A
Proberen
8
Q
Voir plus loin
A
Verder kijken
9
Q
Admettre
A
Toelaten, toegeven, erkennen
10
Q
Augmenter
A
Toenemen, vermeerderen
11
Q
Démonter
A
aantonen, bewijzen
12
Q
éloigné
A
verwijderd ver (weg)
13
Q
habile
A
handig
14
Q
la maîtrise
A
de beheersing
15
Q
le comportement
A
Het gedrag
16
Q
Le réseau
A
het netwerk
17
Q
L’intimité
A
De intimiteit, de privacy
18
Q
L’ordinateur
A
de computer
19
Q
Nuire à
A
schaden
20
Q
s’exprimer
A
zich uitdrukken, zich uiten
21
Q
sanglant
A
gewelddadig, bloedig
22
Q
un avantage
A
een voordeel
23
Q
utiliser
A
gebruiken
24
Q
apprendre à
A
leren om
25
avoir peur de
bang zijn voor
26
avoir une aversion envers
een afkeer hebben van
27
faire partie de
deel uitmaken van
28
faire un effort
presteren, een poging doen
29
la différence
het verschil
30
la haine
de haat
31
la peur
de angst
32
la ségrégation
de segregatie / rassenscheiding
33
la stupidité
de domheid
34
souffrir de
lijden onder
35
l'hypocrisie
de schijnheiligheid
36
l'injustice
de onrechtvaardigheid