Unite 3A Flashcards
1
Q
Avoir l’habitude de
A
Gewend zijn om
2
Q
Cela me correspond
A
Dat is echt iets voor mij
3
Q
D’occasion
A
Tweedehands
4
Q
Dernièrement
A
laatst, onlangs
5
Q
Embarquer
A
Hier: meenemen
6
Q
Indigo
A
Indigoblauw
7
Q
L’artiste-peindre
A
De kunstschilder
8
Q
L’entreprise
A
Het bedrijf
9
Q
La brocante
A
De rommelmarkt
10
Q
La pièce
A
Het kledingstuk
11
Q
La soie
A
De zijde
12
Q
La taille
A
De maat
13
Q
Le chanvre
A
De hennepplant
14
Q
Le chiffon
A
Hier: de kleding
15
Q
Le coup de coeur
A
De opwelling
16
Q
Le coup de foudre
A
Liefde op het eerste gezicht
17
Q
Le prémisse
A
Het uitgangspunt
18
Q
Le remplacement
A
De vervanging
19
Q
Le tissu
A
De stof
20
Q
Le vintage
A
Gebruikte merkkleding
21
Q
Marron foncé
A
Donkerbruin
22
Q
Mettre à jour
A
Bijwerken
23
Q
Particulier
A
Bijzonder
24
Q
Pas de soucis
A
Geen zorgen
25
Recommander
Aanbevelen
26
S'apercevoir
Bemerken
27
Sur commande
Op bestelling
28
Sur mesure
Op maat
29
Un échantillon
Een monster
30
Accumuler
Opstapelen
31
être confronté à
Geconfronteerd worden met
32
être divisé en
Verdeeld zijn in
33
être formé de
Gevormd zijn door
34
être originaire de
Afkomstig zijn uit
35
Inoubliable
Onvergetelijk
36
L'exception
De uitzondering
37
L'immigration clandestine
De illegale immigratie
38
L'indépendance
De onafhankelijkheid
