02-1 Flashcards
(111 cards)
1
Q
zeg
A
say
2
Q
onze nieuwe projectmanager
A
our new project manager
3
Q
mevrouw
A
Mrs.
4
Q
meneer
A
sir
5
Q
Hoe gaat het met u?
A
How are you?
6
Q
dank u
A
thank you
7
Q
bent u soms Engelsman
A
Are you by any chance Englishman?
8
Q
met een naam als …
A
with a name like
9
Q
dat klopt
A
that’s right
10
Q
Nederlandse
A
Dutch
11
Q
maar
A
but
12
Q
mijn man
A
my husband
13
Q
Nederlander
A
Dutchman
14
Q
Heeft u kinderen?
A
Do you have any children?
15
Q
Ik heb geen kinderen
A
I do not have children
16
Q
u wel?
A
do you?
17
Q
mijn vrouw
A
my wife
18
Q
Heeft u kinderen?
A
Do you have any children?
19
Q
Ik heb geen kinderen
A
I do not have children
20
Q
een dochter van 16
A
a daughter of 16
21
Q
en
A
and
22
Q
een zoon van 13
A
a son of 13
23
Q
uw Nederlands is erg goed
A
your Dutch is very good
24
Q
Ingrid spreekt vloeiend Engels , Frans, Spaans
A
Ingrid speaks fluent English, French, Spanish
25
vrij goed Duits
pretty good German
26
Spreekt u nog andere talen?
Do you speak other languages?
27
natuurlijk
of course
28
Ik spreek geen Vremde talen
I do not speak foreign languages
29
nou ja
well
30
behalve Nederlands dan
except Dutch then
31
Zeg trouwens maar je
Please say 'je' to me not(u)
32
Doe jij dat dan ook
You do so as well then
33
goedemorgen
good morning
34
goedemiddag
good afternoon
35
goedenavond
good evening
36
inderdaad
it can be used as that's right
37
Ik ben vrij goed in Frans
I am quite good at French (Dutch tend not to understate their abilities and quite direct about them
38
tamelijk
fairly
39
redelijk
reasonable
40
ik ben tamelijk goed in Frans
I am pretty good in French
41
vrij
free
42
Spreekt u nog andere talen
Do you speak other languages?
43
goedemorgen
good morning
44
goedemiddag
good afternoon
45
goedenavond
good evening
46
Nee, ik ben Engelsman
No I'm an Englishman
47
Hebt/Heeft u kinderen
Do you have children?
48
Nee, ik heb geen kinderen
No I do not have any children
49
Spreekt u vreemde talen?
Do you speak foreign languages?
50
Spreekt u nog andere talen?
Do you speak other languages?
51
Ja, ik spreekt Duits
Yes, I speak German
52
Ik spreek vloeiend Spaans
I speak spanish fluently
53
Ik spreek vrij goed Engels
I speak English quite well
54
Ik spreek geen Nederlands
I do not speak Dutch
55
Ik spreek alleen Nederlands
I only speak Dutch
56
Ik spreek alleen Nederlands
I only speak Dutch
57
Jan is nederlander
Ingris is Duitse
58
In dutch unlike English most nouns refeering to nationality have masculine and feminine form
x
59
Vlaams
Flemish
60
Nedrland/Nederlander/Nderlandse/Nederlands
land/man/female/language
61
Belgie/Vlaming/Vlaamse/Vlaams
land/man/female/language
62
Duitsland/Duitser/Duitse/Duits
land/man/female/language
63
Engeland/Engelsman/Engelse/Engels
land/man/female/language
64
Frankrijk/Fransman/francaise/Frans
land/man/female/language
65
Canada/Canadees/Canadese
land/man/female
66
de verenigde staten/Amerikaan/Amerikaanse
the united states / American / American
67
Ik kom morgen niet
I will not come tomorrow
68
If you mean to say no or not any you have to use geen
x
69
Ik heb geen kinderen
I do not have children
70
Ik spreek geen Duits
I do not speak German
71
The opposite of niet and geen is wel. It cannot be translated into English
x
72
Ik spreek geen Frans maar ik spreek wel Nederlandse
I do not speak French but I speak Dutch
73
Ik kom uit Nederland
I'm from Holland
74
Wil je koffie
Do you want coffee
75
Ik spreek vloeiend Nederlands
I speak Dutch fluently
76
Ingrid spreekt vloeiend Nederlands
Ingrid speaks Dutch fluently
77
Spreek jij vreemde talen?
Do you speak foreign languages?
78
Spreekt u vreemde talen?
Do you speak foreign languages?
79
ik kom/jij komt/jullie komen
I come / you come / you come
80
ik spreek/jij spreekt/jullie spreken
I speak / you speak / you speak
81
ik ben/jij bent/hij is/wij zijn
I am / you are / he is / we are
82
ik heb/jij hebt/zij hebben
I have / you have / have
83
u hebt of u heeft
mean the same thing
84
nul,een,twee,drie,vier,vijf
zero, one, two, three, four, five
85
zes,zeven,acht,negen,tien
six seven eight nine ten
86
elf,twaalf,dertien,veertien,vijftien,zestien,zeventien
eleven, twelve, thirteen, fourteen, fifteen, sixteen, seventeen
87
achttien,negentien,twintig
eighteen, nineteen, twenty
88
Hij is Engelsman
He is an Englishman
89
Zij is Duitse
She is German
90
Hij heeft twee kinderen
He has two children
91
Hij spreekt Engels en Nederlands
He speaks English and Dutch
92
Zij spreekt Duits,Frans en Nederlands
She speaks German, French and Dutch
93
Wat is uw naam?
What is your name?
94
Wat is uw nationaliteit?
What is your nationality?
95
Hebt u kinderen?
Do you have children?
96
Spreekt u Nederlands?
Do you speak Dutch?
97
U spreekt natuurlijk vloiend Engels?
Do you speak fluent English?
98
Spreekt u nog andere talen?
Do you speak other languages?
99
ik ben Kevin wilson. Ik ben Amerikaan
I'm Kevin Wilson. I am American
100
Ja, ik heb vier kinderen
Yes, I have four children
101
Ja, ik spreek vloeiend Nederlands
Yes, I speak Dutch fluently
102
Ja, ik spreek natuurlijk ook vloeiend Engels
Yes, of course I also speak fluent English
103
ik spreek vrij goed Frans
I speak French pretty well
104
Zij heeft drie kinderen
She has three children
105
Dit is Wilma miller
Dit is Wilma miller
106
Zij is Duitse
She is German
107
Dit is Brad McLain
This is Brad McLain
108
Hij heeft geen kinderen
He has no children
109
Zij is Française
She is French
110
Zij spreekt alleen Frans
She only speaks French
111
Hij spreekt Duits en natuurlijk Engels
He speaks German and of course English
