09_01 Flashcards
(86 cards)
1
Q
een keer
A
once
2
Q
uit nodigen
A
to invite
3
Q
zoveel
A
that much
4
Q
sinds
A
since
5
Q
dat is wat ons betreft prima
A
that is fine as far as we are concerned
6
Q
vegetarier
A
vegetarian
7
Q
geef
A
give
8
Q
de bloem
A
the flower
9
Q
meegebracht
A
brought along
10
Q
Ga maar vast naar binnen
A
Just go inside
11
Q
gezellig
A
cozy
12
Q
de kaars
A
the candle
13
Q
de pils
A
lager
14
Q
iets sterkers
A
something stronger
15
Q
tijdens de maaltijd
A
during mealtime
16
Q
de ketjap
A
the soy sauce
17
Q
de satésaus
A
peanut sauce
18
Q
zoet
A
sweet
19
Q
pittig
A
spicy
20
Q
het gerecht
A
the dish
21
Q
heerlijk
A
delicious
22
Q
klaarmaken
A
prepare
23
Q
ach
A
oh, well
24
Q
dat valt wel mee
A
that’s not too bad
25
Indonesisch
Indonesian
26
het recept
the recipe
27
uitgeprobeerd
tried
28
straks
later,in a minute
29
ik zit vol
I am full
30
zalig
delicious
31
ik kan niks meer op
I can not eat anymore
32
Etentjes
Dinner parties
33
kun je me de ketjap even geven?
can you give me the soy sauce?
34
Heb je zin om morgen te komen?
Do you feel like coming tomorrow?
35
Kom je morgen bij ons eten?
Do you feel like coming tomorrow?
36
Kun je me het zout even geven?
Can you give me the salt?
37
Mag ik de ketjap even?
Can I have the soy sauce?
38
Wil je rode win of heb je liever pils?
Do you want a red win or do you prefer lager?
39
Ik heb liever pils / Liever pils
I prefer lager / prefer lager
40
Ik ben vegetariër. Wij eten liever vegetarisch
I am a vegetarian. We prefer to eat vegetarian
41
Hier zijn wat bloemen voor je
Here are some flowers for you
42
Ze zijn mooi
They are beautiful
43
Wil je iets drinken?
Do you want something to drink?
44
Will je wijn of een pilsje?
Do you want wine or a beer?
45
Heb je iets sterkers?
Do you have something stronger?
46
Wil je nog wat eten?
Do you want something to eat?
47
Ja, leuk
Yes Nice
48
Heb je zin om te komen?
Do you want to come?
49
Kun je morgenavond?
Can you tomorrow night?
50
Dat is wat mij betreft prima
That is fine for me
51
Ik ga naar de supermarkt om boodschappen te doen
I go to the supermarket to do my shopping
52
Zoveel werk om alles klaar te maken
So much work to make everything ready
53
Ik heb zin om naar huis te gaan
I feel like going home
54
Hebben jullie zin om zaterdag te komen
Do you want to come Saturday
55
Ik heb zin in koffie
I feel like coffee
56
Ik ga naar de winkel. Ik koop bloemen.
I 'm going to the store. I buy flowers.
57
Ik ga naar de winkel om bloemen te kopen.
I go to the store to buy flowers.
58
ik koop kaartjes om naar de opera te gaan
I buy tickets to go to the opera
59
Jan fietst hard om op tijd thuis te zijn
Jan is cycling hard to be at home in time
60
Ik wil naar de winkel om een fles wijn te kopen
I want to go to the store to buy a bottle of wine
61
Anneke koopt een krant on hem te lezen
Anneke buys a newspaper to read it to him
62
we gaan naar het postkantoor om postzegels te kopen
we go to the post office to buy stamps
63
We gaan naar het VVV om informatie te vragen
We will go to the VVV for information
64
when an adjective comes after iets or niets it needs an extra -s at the end
x
65
iets sterkers
something stronger
66
niets nieuws
nothing new
67
iets lekkers
something tasty
68
niets moois
nothing beautiful
69
Mam, kun je me helpen? (unstressed)
Mom, can you help me?
70
Mam, kun je mij helpen? (stressed)
Mom, can you help me?
71
ik heb jou eerder gezien
I have seen you before
72
ik heb je eerder gezien
I have seen you before
73
Ik geef hem het boek
I'll give him the book
74
Ik geef 'm het boek
I give him the book
75
Ik kan haar zien
I can see her
76
Ik kan d'r zien
I can see her
77
Kom je bij ons eten?
Are you coming to eat with us?
78
Ik heb dit voor jullie klaargemaakt
I have prepared this for you
79
Ik heb hen/hun/ze ook uitgenodigd
I have also invited them/them/ them
80
hem is used for de words
x
81
het is used for het words
x
82
Ze is used for plural
x
83
Heb je de krant gelezen? Nee, ik heb hem niet gelezen
Did you read the newspaper? No, I did not read it
84
Heb je het boek gelezen? Nee, ik heb het gelezen
Did you read the book? No, I read it
85
Heb je mijn boeken gezien? Nee, ik heb ze niet gezien
Have you seen my books? No, I did not see them
86
Hem and ze can also be used to refer to people, whereas het is used only to refer to objects
x
