06_1 Flashcards
(67 cards)
1
Q
een paar nieuwe schoenen
A
a pair of new shoes
2
Q
alweer?
A
again?
3
Q
je hebt toch schoenen
A
you still have shoes
4
Q
jij snap dat niet
A
you do not understand that
5
Q
Die passen toch niet bij deze broek
A
They do not go with these pants
6
Q
dat zie je toch zo?
A
You see that?
7
Q
trouwens
A
anyway
8
Q
we lopen zoveel
A
we walk so much
9
Q
leuke
A
nice
10
Q
kom op
A
come along
11
Q
we gaan winkelen
A
we’re going shopping
12
Q
kijk
A
look
13
Q
daar in die etalage
A
there in that shop window
14
Q
wel duur
A
expensive
15
Q
ik ga naar binnen
A
I’m going inside
16
Q
kan ik de even passen?
A
can i try those on?
17
Q
Welke bedoelt u?
A
Which ones do you mean?
18
Q
die witte
A
the white one
19
Q
met rode strepen
A
with red stripes
20
Q
daar vooraan
A
there at the front
21
Q
welke maat
A
what size?
22
Q
ik ga ze even halen
A
I’m going to get them
23
Q
een ogenblik
A
one moment
24
Q
Hoe vind je …?
A
What do you think of…?
25
Ik vind ze eigenlijk niet
I do not really like them
26
zoo mooi
so nice
27
ik hou niet van...
I don't like ...
28
Ze zitten wel goed
They are fine
29
... toch leuker
...nicer after all
30
ook nog
also
31
grijs
grey
32
zwart
black
33
veel te somber
way too gloomy
34
ik neem...
I'll have...
35
ze staan net zo goed bij deze broek
they are just as well with these trousers
36
Ik zal ze voor u in een tas doen
I will put them in a bag for you
37
loopt u even mee?
Will you follow me?
38
naar de kassa
to the till
39
de boekwinkel
the bookstore
40
de kledingzaak
the clothing store
41
het warenhuis
the Department store
42
de drogisterij
the drugstore
43
de schoenwinkel
the shoe store
44
de sportwinkel
de sportwinkel
45
de broek - de broeken
the pants - the pants
46
de schoen - de schoenen
the shoe - the shoes
47
het overhemd-de overhemden
the shirt-the shirts
48
het t-shirt / de t-shirts
the t-shirt / t-shirts
49
kleren
clothes
50
de korte broek / de korte broeken
the shorts / the short pants
51
de sportschoen / de sportschoenen
the sports shoe / sports shoes
52
de blouse / de blousen
blouse
53
de rok / de rokken
the skirt / skirts
54
de jurk / de jurken
the dress / dresses
55
de sok / de sokken
the sock / socks
56
de stropdas / de stropdassen
the necktie / ties
57
de trui / de truien
the sweater / sweaters
58
de pak / de pakken
the suit / suits
59
het jack/ de jacks / de jacken
the jacket / jacks / jacques
60
de jas / de jassen
the jacket / jackets (kadın montu)
61
het horloge / de horloges
the watch / the watches
62
de oorbel
the earring
63
de ring / de ringen
yüzük
64
de bril / de brillen
the glasses / glasses
65
de piercing / de piercings
piercing / piercings
66
mijn broek is te lang (singular in dutch)
my trousers are too long
67
je nieuwe bril is mooi (singular in dutch)
your new glasses are beautiful
