2C1 week 2 HC 7 Bottumoren Flashcards

1
Q

Welke bottumoren zijn er?

A
  • Maligne: osteosarcoom
  • Benigne: osteoïd sarcoom, osteoblastoom, osteoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke op bottumor lijkende afwijkingen zijn er?

A

Callus, myositis ossificans en fibreuze dysplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke kraakbeen vormende tumoren zijn er?

A
  • Maligne: chondrosarcoom
  • Benigne: chondroom, chondroblastoom, osteochondroom, chondromyxoïd fibroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vezel vormende tumoren zijn er?

A
  • Maligne: fibrosarcoom, maligne fibreus histiocytoom
  • Benigne: fibroom (niet-ossificerend of desmoplastisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke op tumor lijkende afwijkingen zijn er?

A

Fibreus corticaal defect, solitaire botcyste, eosinofiel granuloom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke maligne tumoren zonder tussenstof zijn er?

A

Ewing sarcoom, ongedifferentieerd sarcoom, myeloom, leukemie of reuscelsarcoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke benigne tumoren zonder tussenstof zijn er?

A

Reusceltumor, hemangioom of aneurysmatische botcyste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer doe je onderzoek naar bottumoren?

A
  • Chronische zeurende pijn (ook snachts en in rust)
  • Pijnlijke scoliose
  • Spontane fractuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke maligne bottumoren komen op jonge leeftijd voor?

A

Ewing sarcoom en osteosarcoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke radiologie doe je bij verdenking op een bottumor?

A

Röntgenfotos in twee loodrechte richtingen, niet ouder dan 10 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar kijk je naar bij radiologie van een bottumoren?

A
  • Grootte en vorm
  • Lokatie
  • Overgangszone
  • Compositie botmatrix
  • Botdestructie
  • Periostreactie
  • Weke delen betrokkenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke typen botdestructie zijn er?

A
  • Geografisch: scherp begrensd gebied
  • Moth eaten: kleine gebiedjes met slechte grens
  • Permeatief: diffuus verspreid, brede overgangszone
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke typen periostreactie zijn er?

A
  • Solide
  • Codmanse driehoek: los periost
  • Gelammeleerd: onion skin
  • Sunburst (loodrecht)
    -> vaak malgine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kun je aantonen met MRI?

A

Extraossale en intraossale uitbreiding van de tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de behandeling van buttumoren?

A
  • Percutane injectie
  • RFA
  • Curretage: leegschrapen
  • Cryochirurgie (stikstof)
  • Chemotherapie + chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt de omkeerplastiek van Nes?

A

Onderbeen met enkelgewricht 180 graden draaien om nieuw bovenbeen met kniegewricht te maken

17
Q

Welk labonderzoek kun je doen bij verdenking op een bottumor?

A
  • Bloedbeeld
  • Alkalische fosfatase
  • Eiwitspectrum
18
Q

Welke tumoren zijn osteolytisch?

A

Botcyste, chondroblastoom, enchondroom, fibreuze dysplasie, osteoblastoom, reusceltumor, eosinofiel granuloom, lymfoom, multiple myeloom en metastases

19
Q

Welke tumoren hebben een voorkeurslocatie?

A
  • Adamantioom: tibia
  • Hemangioom: wervellichamen
20
Q

Wat is de relatie tussen bepaalde tumoren en de groeischijf (epifysairschijf)?

A
  • Voor sluiten: chondroblastoom
  • Na sluiten: reusceltumor
21
Q

Wat zijn kenmerken van botbiopten?

A
  • Open biopsie of dikkenaald bioptie
  • Besmette gebied wordt verwijderd bij definitieve operatie
22
Q

Wat is de voorkeurslokatie van metastasen van bottumoren?

A

Longen

23
Q

Wat zijn kenmerken van een osteoïd osteoom?

A
  • Nachtpijnlijk
  • Nidus (kleine solitaire leasie)
  • Jonge mensen (5-25 jaar)
  • Onderste extremiteiten/proximale femur/tibia/wervels
  • Reactieve botvorming en prostaglandine productie
  • Nog niet gemineraliseerd
24
Q

Wat zijn kenmerken van een osteochondroom?

A
  • Omgeven door kraakbeen
  • Groeit van groeischijf af
  • Meest voorkomend
25
Q

Welke typen tumorresectie zijn er?

A

Intralesionaal, marginaal, wijd en radicaal

26
Q

Wat is de behandeling van een reusceltumor?

A

Curretage + adjuvante therapie
- Vullen met botcement

27
Q

Wat is de behandeling van botcysten?

A

Injectie met polidocanol
- Eventueel curretage en autologe botsnippers

28
Q

Wat zijn kenmerken van fibreuze dysplasie?

A
  • Heterogeen beeld, coxa vara
  • GNAS genmutatie
  • Monostotisch of polyostotisch
  • Bisfosfonaat en stabilisatie
29
Q

Wat zijn kenmerken van een osteosarcoom?

A
  • Primaire botvorming
  • Hoge incidentie 10 tot 30 jaar en 55 tot 70 jaar
  • Metafyse rond knie en schouder
  • Nachtpijn, zwelling en alkalische fosfatase
  • Chirurgie en chemotherapie (66% 5 jaars overleving)
30
Q

Wat zijn kenmerken van het Ewing sarcoom?

A
  • Ontstaat in beenmeerg
  • Onder 20 jaar
  • Small blue round cells, geen tussenstof
  • Platte botten en grote pijpbeenderen
  • Osteolyse en periostale reactie
  • Chemotherapie en chirurgie (5 jaars overleving 70%)