6. Het ontstaan van genetische variatie Flashcards

(38 cards)

1
Q

tot wat kunnen puntmutaties aanleiding geven

A
  • de novo varianten in gameten
  • somatisch mozaicisme
  • reverted mozaicisme
  • mutation loaded cellen
  • bacteriele resistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat test de AMES test

A
  • de mutageniciteit van moleculen
  • deze kunnen puntmutaties veroorzaken waardoor er een mutatie terug muteert
  • bv na toevoeging van de mutagene stof aan salmonella bacteriën die geen His meer kunnen aanmaken muteert dit defect terug en kunnen ze wel weer groeien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat ligt aan de basis van bacteriele resistentie

A
  • bacteriën delen heel snel
  • een onstane puntmutatie kan heel snel uitgeselecteerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat blokkeert rifampicine

A
  • rna polymerase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat bepaalt in welke mate een bacterie zich kan vermenigvuldigen

A
  • het genetische
  • waar die zit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

reverted mozaicisme en waar zie je dit vaak

A
  • in huidaandoeningen
  • epidermale cellen delen veel en snel
  • door toeval kan een mutatie ontstaan waardoor een cel met selectief voordeel onstaat
  • je krijgt dan een soort eilandjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke mutaties kunnen zorgen voor reverted mozaicisme

A
  • gen conversie
  • crossing over
  • deleties
  • ‘terug’ mutaties door toeval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat kan een oorzaak van de novo varianten zijn

A
  • spermacellen delen heel veel
  • kans is groot dat er een mutatie in komt
  • als deze op een kritische plaats zit kan dit aanleiding geven tot een ziektebeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke factoren kunnen de novo mutaties stimuleren

A
  • hoge leeftijd: celkwaliteit is lager + cellen hebben al vaker gedeeld waardoor mutaties geaccumuleerd kunnen zijn
  • mate waarin DNA schade optreedt
  • functionaliteit van DNA repair mechanismen
  • mate waarin replicatiefouten optreden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mechanisme achter somatisch mozaicisme

A
  • vroeg in embryonale ontwikkeling ontstaat een mutatie (bv puntmutatie of door exogene factoren) tijdens de celdelingen
    -> bv mozaïek voor genetische aandoening
  • ook op latere leeftijd kunnen celdelingen of exogene factoren somatisch mozaicisme veroorzaken wat veelal aanleiding geeft tot tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

homologe recombinatie

A
  • belangrijk voor variatie te creëren
  • tijdens profase 1 van meiose als homologen aligneren
  • strenginvasie: twee nicks
  • vorming holliday junctio
  • twee 180 rotatie
  • recombinatie chromosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

genomische herschikkingen

A
  • homologe recombinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom zijn de twee 180 graden rotaties belangrijk bij homologe recombinatie

A
  • anders is er enkel wat uitwisseling tussen de geinvadeerde strengen, geen volledige stukken chromosoom worden uitgewisseld
  • nodig om echte recombinante chromosomen te krijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de holliday junction

A
  • verbinding tussen twee dna moleculen, en hun vier strengen tijdens de recombinatie
  • ontstaat na strenginvasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

belangrijk bij holliday junction

A
  • deze koppeling kan verschuiven
  • dit beïnvloedt de stukken dna die zullen uitgewisseld worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

somatische recombinatie betekenis

A
  • gebeurt B cellen en is nodig voor antilichaamdiversiteit -> je wilt zoveel mogelijk antigenen kunnen uitschakelen
16
Q

stappen in somatische recombinatie

A
  1. B lymfocyten rijpen in beenmerg
  2. er komen genen tot expressie die gecombineerd worden om antilichamen te maken: V, D, J genen
  3. dan gaan de B cellen naar lymfeknopen voor antigen contact
  4. AG - B cel receptor interactie stimuleert de b cel die juiste type antilichaam kan maken (bepaalt door VDJ combinaties) te delen en massaal antilichamen te maken
  5. hiervoor gebeurt eerst affiniteitsmaturatie door hypermutatie en class switching van IgM naar IgG om de antilichamen te perfectioneren
  6. IgG antilichamen bevatten ook geheugen
17
Q

2 stapsproces in antilichamen

A
  1. initiele vorming: VDJ recombinatie met RAG1 en RAG2 recombinasen
  2. na AG contact: hypermutatie door AID en class switching
18
Q

wat gebeurt er als de VDJ recombinatie niet succesvol is

A
  • het ander allel wordt gebruikt
  • als ook dit niet lukt sterft de b cel af
19
Q

mechanisme achter unequal crossing over

A
  • tijdens de meiose is er een foutieve alignatie
  • ongelijke verdeling van chromosomaal materiaal over de dochtercellen
  • duplicaties en deleties
20
Q

wat is de belangrijkste oorzaak van duplicaties en deleties

A

unequal crossing over, die op zijn beurt te wijten is aan transposons die het genoom vatbaar maken voor deze fouten

21
Q

voorbeeld van belangrijke aandoening, veroorzaakt door unequal crossing over

A
  • spinale musculaire atrofie
  • deletie vn SMN1 gen
  • SMN2 gen (ook door duplicatie ontstaan ooit) heeft in exon 7 een C > T variant
  • geeft in het meeste van de gevallen een slice site variant zonder functioneel eiwit
22
Q

elementen van een transposon

A
  • IS: insertiesequentie
    coderend deel voor transposase
    geflankeerd door inverted repeats
  • direct repeats die for het target dna komen en niet mee migreren
  • werken via cut and paste mechanisme
23
Q

transpositie

A
  • transposase knipt in het target dna thv een tandem repeat -> 5’ overhangende deeltjes
  • transposase knipt thv inverted repeats van het donor dna
  • het transposon wordt aan de 5’ eindjes gehecht door transposase
  • dna polymerase verlengt de 3’ uiteinden en ligase fixeert
24
hoe leiden transposons tot variatie
- ze kunnen vermeerderen tijdens replicatie - er kan een promotor in zitten die de expressie van genen nabij de insertieplaats beïnvloeden - ze kunnen insereren in een gen en deze zo inactiveren - ze kunnen ab resistentiegenen overbrengen
25
retrotransposons
- donor dna wordt door rna polymerase afgeschreven - RT zet dit rna in dna om dat vervolgens in target dna w ingebouwd - copy and paste mechanisme
26
welk soort repetitief dna komt enkel bij zoogdieren voor
Alu -> een SINE
27
uit wat bestaat het grootste deel van het genoom
interspersed repeats
28
hoe zorgen retrotransposons voor genetische variatie
- door unequal crossing over
29
retrovirussen
- mogelijks geëvolueerd uit retrotransposons omdat ze RT bevatten - genoomtype: ssRNA - hun mantel met oppervlakte eiwitten bepaalt welke cel ze zullen infecteren - ze infecteren de gastheer - hun rna wordt omgezet tot dna met rt - integratie in gastheergenoom
30
voorbeeld van retrovirus
- HIV - infecteert t helper cellen -> helpen b cellen te differentiëren tot plasma cellen en antilichamen te maken - cel maakt nieuwe viruspartikels die verder t helper cellen kunnen infecteren - de cel sterft uiteindelijk -> verzwakt immuunsysteem en verdergevorderd AIDS
31
carcinogene retrovirussen
- wanneer ze integreren in de promotor regio van een Proto oncogen waardoor dit een oncogen wordt - wanneer ze een proto oncogen integreren in hun eigen genoom, dit muteert naar een oncogen -> verdere infectie betekent nu inbouw van een oncogen in het gastheergenoom -> Rous sarcoma virus
32
andere virussen
rna virussen -> budding om vrij te komen dna virussen -> dna migreert naar de kern -> lysis
33
belangrijke toepassing dna virussen
- genintroductie - dna wordt naar de kern gebracht - geen integratie in genoom -> geen carcinogenese
34
wat is LAT
- latency associated RNA - maakt dat het viraal dna niet herkend wordt door immuunsysteem - voorkomt dat eiwitten gemaakt worden die tot de lyrische cyclus behoren - herpesvirussen hebben dit
35
HPV en baarmoederhalskanker
- dna virus - infecteert de ep cellen van baarmoederslijmvlies - een infectie verdwijnt vaak binnen de twee jaar - kan soms toch aanwezig blijven in de cel en integreren in het genoom of celschade veroorzaken ==> risico op kanker
36
wat is genomische redundantie
- genetische compensatie en fenotypische rescue - stel een defect - de andere koppij gaat actiever worden om dit te compenseren
37
hoe beïnvloeden omgevingsfactoren genexpressie
- promotor regios worden gemethyleerd