7. Transcriptie - eukaryoot Flashcards
(39 cards)
Wat maakt dat eukaryote transcriptie veel complexer is en welke gevolgen heeft dit
- cellen zitten georganiseerd in weefsels
- nood aan weefselspecifieke expressie van genen
- nood aan intercellulaire communicatie
hoeveel RNA polymerasen bij eukaryoten en waar zitten deze
3
rna pol I -> nucleolus
rna pol II -> kern
rna pol III -> kern
welke rna polymerasen zijn nodig voor mRNA, ribosomen, tRNA
ribosomen; alledrie
mRNA: rna pol II
tRNA: rna pol III
inhibitor rna pol II
alfa amanitine = mycotoxine
eukaryote cis elementen
algemene cis elementen
-> komen in vrijwel elke promotor voor
-> TATA box
-> initiator sequentie
-> nog upstream en downstream elementen
-> herkent het rna pol II pre initiatiecomplex
specifieke cis elementen
-> uniek voor een promotor
-> binden specifieke transcriptiefactoren
-> celtype specifiek
-> promotor proximale elementen
-> enhancers, silencers
wat zijn promotor proximale elementen
- dna sequenties die onderdeel uitmaken van de specifieke cis elementen
- vormen bindingsplaats voor specifieke transcriptiefactoren
-> zijn daarom celtype specifiek
promotor van een housekeeping gen
geen tata box en initiatorsequentie
CpG eilanden
-> aangezien die genen bijna continu actief zijn is methylatie daar minder aan de orde
eukaryote trans factoren
algemene transcriptiefactoren:
-> vormen pre initiatie complex
-> starten elongatie
specifieke transcriptiefactoren
rna pol II pre initiatiecomplex
- binding thv core promotor
- TBP -> dna buiging
- TFIIB
- TFIIF met rna pol II
- TFIIE
- TFIIH
wat moet er nog gebeuren voor transcriptie kan beginnen
- fosforylering van het C terminaal domein van rna pol II
- bestaat uit heptapeptide repeats
- ser op 5 fosforyleert door TFIIH
- na een 20-50 nt’en fosforyleert CDK9 ser op 2
-> promotor escape en transcriptie kan echt van start gaan
specifieke transcriptiefactoren
- repressoren, maar vnl activatoren
- 2 belangrijke domeinen; een dna bindend en activatie/repressie domein
waarom zijn bij eukaryoten vnl de activatoren belangrijk en wat impliceert dit
- geschikt voor combinatoriële controle; binnen de domeinen zelf of binnen de dimeren die ze meestal vormen
- grote herkenningsspecificiteit
- gedoseerde activatie; de mate van transcriptie hangt af van aantal activatoren die samenwerken of de mate waarin deze met elkaar of het dna interageren
- integratie van signalen
families van transcriptiefactoren obv dna bindende domeinen
- HTH/homeobox familie
3 helices waarvan 1 in de grote groeve bindt - zinc vinger familie: 4 C of 2C2H coordineren een zinc ion
- leucine zipper
het dna binden domein heeft om de 7 AZ’en een Leucine -> nodig voor dimere structuur
Pos geladen az’en zullen met dna interageren - helix loop helix familie
voorbeeld van een transcriptiefactor die tot de HLH familie behoort
- transcriptiefactoren die de enhancers van immunoglobulinegenen binden
herkenningssequenties van dna
- leveren de nodige chemisch ‘informatie’ voor interactie met eiwitten
- is vrij specifiek voor een bepaalde transcriptiefactor
- hoe dichter bij de consensus sequentie hoe hoger de affiniteit voor de trasncriptiefactor
herkenningssequenties zitten in elke cel, wat impliceert dit
- genexpressie is celtype afhankelijk
- deze herkenningssequenties w dus niet in elke cel gebruikt
coöperativiteit van transcriptiefactoren + voorbeelden
- voor gedoseerde activatie
- hoe meer factoren samenwerken hoe meer transcriptie
- vaak zullen deze factoren ook moeten samenwerken om het dna beter te binden
1. b interferon enhancer -> vormt enhanceosomen
2. Il-2 promotor: pas als AP1 en NFAT samen binden is er transcriptie mogelijk
mediator complex
- groot eiwit met veel subunits
- integreert via een conformationele verandering de info van alle trasncriptiefactoren en geeft die door aan het rna pol II
- deze conformationele verandering wordt bepaald door de aanwezige transcriptiefactoren
belangrijke eigenschap van dna looping
- maakt het mogelijk dan veraf gelegen enhancers effect kunnen hebben op transcriptie
wat bepaalt de combinaties, nodig voor combinatoriele controle
- het weefseltype
- intercellulaire communicatie/signalen
wat maakt dat eukaryote transcriptie traag is en welk eiwit speelt hierin een rol
- chromatine structuur
- FACT
=> dissocieert en herassembleert nucleosomen
wat is het effect van dna condensatie op transcriptie
+ experiment
- hoe compacter hoe minder transcriptie
- dit is weefselspecifiek
leg experiment uit:
-> gebruikt van dnaseI, BamHI, gelektroforse, southern blot, visualisatie met probes
histon opbouw
globulair domein: voor dna wrapping
tail: N-terminale AZ staart nodig voor regulatie en dna compactatie
histon code
- combinatie van AZ’en met PTMs thv de histon staart
- deze vormt een soort code die de condensatiegraad van het dna bepaalt en dus de activiteit van een gen
- aangebracht door writer
- gelezen door readers; eiwitten die de PTMs kunnen herkennen
- verwijdert door erasers