8. Eiwitadressering Flashcards
(26 cards)
1e niveau van eiwitsortering
- vrij ribosoom
-> cytosol
-> mitochondrien
-> peroxisomen
-> celkern - ER gebonden ribosoom
-> er
-> extracellulair of celmembraan
-> lysosomen
-> Golgi
wat target een eiwit naar de mitochondriën
- een amfipatische helix thv N-terminus
sortering naar de mitochondriën
- in het cytosol zijn Hsc70 chaperonnes gebonden die opvouwing verhinderen
- targeting sequentie aan n terminus bindt aan de import receptor
- de import pore opent
- gaat ook door een porie thv binnenmembraan
- eens in matrix w signaalsequentie verwijderd en assisteert hsc70 correcte opvouwing
=> Tom en Tim eiwitten
wat target een eiwit naar de peroxisomen
een PTS1 signaal
-> Ser-Lys-Leu
nucleair transport
NLS: rijk aan arg en lys
NES: rijk aan leu
importines en exportines
actief transport
ran eiwit
GAP in cytosol
GEF in kern
groot verschil nucleair import en export
import:
-> binding van ran-gtp aan importine/cargo complex zorgt voor dissociatie
export:
-> binding ran-gtp aan exportine zorgt net dat het cargo kan gebonden worden
ER signaalpeptide
- N terminaal
- 16-30 aminozuren
- centraal hydrofobe aminozuren
- links basische (+) AZ’en
- recht hydrofiele (+/-) AZ’en
SRP
- 6 eiwitten
- rna molecuul
- een deel bevat Met residuen voor herkenning van ERSS
- een deel interageert met het ribosoom om translatie te pauzeren
- een deel herkent de srp receptor
link tussen rna van srp en SINE
alu elementen zijn uit dat rna geevolueerd
co-translationeel transport
- srp herkent erss
- translatie pauzeert
- srp dockt op srp receptor
- eens dat goed zit hydrolyseert gtp van srp en srp receptor
- ribosoom intrigeert met het translocon dat nu opent
- ew synthese gaat verder
- signaalpeptidase klieft erss
- direct tussenkomst van chaperones voor correcte opvouwing
samenstellende eiwitten van het translocon
- tram
- sec61
wat wordt bedoeld met topogene sequenties bij membraaneiwitten
- sequenties die dienst doen als signaal voor hoe het eiwit in de membraan moet zitten
-> SA en STA
type 1 membraaneiwit
- STA -> hydrofobe az’en
- N terminus intraluminaal, C terminus in cytosol
- signaalpeptide w afgekliefd
type 2 membraaneiwit
- SA -> hydrofobe AZ’en
- SA werkt als signaalpeptide en sta tegelijkertijd
- SA w door srp herkend, waarna docking
- SA komt in translacon, w er dan uitgeplaatst
- translatie zet verder
- er w dus geen signaalpeptide afgekliefd
- N-terminus in cytosol, C-terminus intraluminaal
type 4 membraaneiwit
- afwisseling SA en STA
GPI-linked membraaneiwitten
- eerst synthese van membraaneiwit volgens type 1 -> STA
- N-terminus intraluminaal, c-terminus cytosol
- endoprotease herkent een sequentie net na STA
-> knipt en koppelt aan GPI
voorbeelden van extracellulaire eiwitten
elastine, collageen
wat bepaalt de routing van vesikels
- de manteleiwitten
- COPII: anterograad transport tss er en golgi
- COPI: retrograad transport binnen Golgi en tussen Golgi en er
- Catherine: van Golgi naar lysosomen of extracellulair, ook bij endocytose
waarom moeten transportvesikels zuur zijn en hoe wordt dit gedaan
- via V-ATPasen
- pompt H+ intraluminaal onder ATP hydrolyse
- zuur milieu is nodig in lysosomen voor de functie van lysosomale enzymes
- bepaalt ook interactie receptor - cargo
vesikelvorming bij copII vesikels
- sar1 gtpase is inactief (zit aan gdp)
- associatie met sar12 (GEF° activeert het
- het staartje komt naar buiten en het nestelt zich in de membraan
- sec23/24 manteleiwitten interageren met deze sar1 ew’en
- de vorm vd manteleiwitten zorgt voor budding
- de mantelew’en zijn aan het cargo gekoppeld; direct of via zijn receptor
- na gtp hydrolyse komen de sar1 en sec23/24 eiwitten los -> uncoating
vorming van een clathrine vesikel
- AP (assembly partikels) aan de binnenkant
- daarrond driebenige clathrine eiwitten die membraan aantrekken
- afsnoering door dynamine, onder gtp hydrolyse
hoe komt het cargo in de juiste vesikel terecht + vb’en
- intrinsieke signalen
- KDEL voor residentiële ER-eiwitten
- M6P voor lysosomale enzymes
afleveren van cargo
- v en t snares voor vesikelfusie en cargo delivery
- rab gtpase voor targeting
kwaliteitscontrole in het ER
- misgevouwen eiwitten activeren de UPR (unfolded proteïne respons)
- bip komt los van IRE-1 en bindt het misgevouwen eiwit
- IRE1 polymeriseert en w gefosforyleerd
- dit complex zorgt voor een soort splicing in het XBP1 mRNA
- hier wordt het XBP1 eiwit uit gevormd dan naar de kern gaat als transcriptiefactor
- ERAD- en chaperone eiwitten w eindstand gemaakt