Cel-Cel communicatie deel 1 Flashcards
(35 cards)
wat is quorum sensing
- communicatiesysteem (van bacteriën)
- pas vanaf ze ‘met genoeg zijn’ gaan ze bepaalde genen tot expressie brengen
- doordat de feromonen die ze maken een treshold bereiken
- feromonen
= signaalmoleculen, die bacteriën maken om met elkaar te communiceren
voorbeeld van quorum sensing
- vibrio fisheri produceert geen licht als deze planktonisch leeft
- als deze symbiotisch leven in een dwerginktvis zijn ze met genoeg om via feromonen het luciferase gen aan te schakelen en licht te produceren
systemen voor cel-cel communicatie
- direct
gap junctions
uitwisseling van kleine moleculen
snelle, synchrone reacties - indirect
via extracellulair signaal
signaaltransductie
activatie effectoreiwitten
invloed in cytosol of genexpressie
negatieve feedback en terminatie
communicatie obv afstand
- endocrien
-> transport via bloedbaan
-> hormonen - paracrien
-> vrijstelling in interstitium
-> bv bij immuuncellen
-> synaptische communicatie - juxtacrien
-> direct cel-cel contact
-> belangrijk bij hematopoese - autocrien
-> target cel = cel die ligand vrijstelt
-> bv amplificatie van t-cellen door groeifactoren
bindingsspecificiteit ligand-receptor
- complementariteit qua lading en opp
- zwakke krachten voor interactie; VDW, elektrostatisch, hydrofoob
- 1 receptor kan > 1 ligand hebben
- 1 ligand kan > 1 receptor binden
wat is effectorspecificiteit en door wat wordt het bepaald
= effect/respons van een cel uitgelokt door een ligand
- hangt af van receptor en celtype
wat is pleiotropie
1 ligand kan in verschillende cellen verschillende responsen uitlokken
door wat wordt het cellulair gedrag bepaald
integratie van meerdere signalen
classificatie van liganden obv oplosbaarheid in water
lipofiel - membraangebonden receptor
-> bv prostaglandines
lipofiel - intracell receptor
-> steroiden, thyroxine (schildklierhormoon)
hydrofiel - membraangebonden receptor
-> NT’ers, peptidehormonen
wat zijn steroïden
lipiden, afgeleid van cholesterol
classificatie van membraangebonden receptoren
- ionkanalen
-> typisch bij neurotransmissie - GPCR
- enzym gekoppelde receptoren
-> bv ser/thr of tyr kinase receptor
-> bv cytokine receptor
-> activiteit berust meestal op dimerisatie vd receptor
-> vaak intrinsieke kinase activiteit - receptoren die signaalplatformen vormen
-> bv TNF
type ligand de klassen receptoren
ionkanalen
-> typisch neurotransmitters
gcpr
-> kleine liganden
-> bv adrenaline
enzym gekoppelde receptoren
-> polypetiden; bv groeifactoren en cytokines
bindingsaffiniteit
Kd is hier maat voor
hoe lager hoe hoger affiniteit
= ligandconc waarbij 50% vd receptoren bezet zijn
relatie tussen affiniteit en type signalisatie
paracrien en endocrien
-> liganden komen in bloed of insterstistium
-> w dus verdund
-> drm hoge affiniteit voor receptor om toch impact te kunnen hebben
-> nanomolair range
neurotransmissie
-> zitten in hoge concentratie
-> affiniteit is lager
-> in micromolair range
-> dit houdt het effect lokaal omdat ze enkel bij een voldoende hoge concentratie impact hebben
fractionele bezetting
RL/(R + RL)
verklaar waarom er bij een relatief lage ligandconc al een sterke fysiologische respons kan zijn
- door amplificatiemechanismen
- dus niet alle receptoren moeten gebonden zijn door de ligand om een maximale fysiologische respons te hebben
- vandaar dat Kd waarde overeen komt met bijna max respons
hoe kan je nauwkeuriger de Kd of bindingsaffiniteit bepalen
- RL/L grafiek omzetten naar een scathard plot
- lineaire versie
hoe bepalen wat de receptor voor je ligand is
- isolatie mRNA van de cel
- omzetten tot cDNA en in plasmide brengen
- t
algemeen; wat is een signaaltransductor
een eiwit of andere molecule die een signaal van de receptor doorgeeft nr intracellulair
types signaaltransductoren
signaaleiwitten
-> kinasen
-> gtp-bindende eiwitten
-> scaffold proteins
-> adaptor eiwitten
2nd messengers
-> bv cAMP, DAG, Ca2+,…
welk effect heeft fosforylering op een eiwit
kan zorgen voor
- conformationele verandering
- herkenning door eiwitten
=> bepaalt de werking van het eiwit
hoe kan je gefosforyleerde eiwitten detecteren
via western blotting
-> je scheidt eiwitten ipv dna obv grootte
-> de ‘probe’ zijn hier antilichamen die specifiek gefosforyleerde eiwitten herkennen
functie adaptoreiwitten
- bevatten geen katalytische activiteit
- hebben we geconserveerde domeinen voor eiwit eiwit interacties
- vormen hiermee een brug tussen receptor en effectoreiwitten
functie scaffold proteins
- brengen structuur in de cascade
- groeperen / ordenen eiwitten om ze efficiënt hun functie te laten uitvoeren