Cel-Cel communicatie 2 Flashcards

(49 cards)

1
Q

GPCR algemeen

A
  • geconserveerde structuur
    -> 7 TM helices
    -> N terminus extracellulair
    -> C terminus intracellular
    -> grote lus tussen de 5e en 6e helix
  • belangrijk therapeutisch doelwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

G-eiwit

A
  • heterotrimeer
  • membraan verankers
  • alfa, beta, gamma subunit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

G-eiwit cyclus

A
  • ligand bind receptor
  • Galfa-gdp gebonden g eiwit interageert met receptor
  • receptor fungeert als GEF
  • Gtp bindt en activeert Galfa die loskomt van receptor en rest vh g eiwit
  • bindt effector en activeert het
  • heeft intrinsieke gtpase activiteit en na hydrolyse komt het los van effector en associeert weer met rest vh g eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat bepaalt de G-alfa subunit

A
  • is de subunit die de effector zal activeren
  • afhankelijk van type Galfa subunit w een andere effector geactiveerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voorbeeld G-alfa subunit

A
  • G-alfa(s)
  • effector = adenylaat cyclase
  • cAMP increase
  • bij beta adrenerge receptor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn typische effectoren van een Galfa subunit

A
  • membraangebonden enzymes
  • ionkanalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

effect van cholera toxine

A
  • toxine katalyseert de overdracht van een adp-ribose, afkomstig van NAD
    naar de G-alfa(s) subunbit
  • deze verliest zijn gtp ase activiteit en blijft continu aan gtp gebonden
  • continue activatie van adenylaat cyclase
  • hoge cAMP levels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

effect bordetella toxine

A
  • ribosyleert (ADP-ribose) het G-alfa(i) subunit dat adenylaat cyclase normaal inhibeert
  • de subunit kan niet aan gpcr koppelen en dus ook niet geactiveerd worden
  • kan dus het adenylaat cyclase niet afremmen
  • hoge cAMP levels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

adrenerge receptoren

A
  • veel types
  • gebruiken noradrenaline en adrenaline als ligand
  • betrokken in fight or flight
  • het zijn GPCR’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eigenschappen van noradrenaline en adrenaline

A
  • beiden afgeleid van tyrosine
  • noradrenaline = neurotransmitter
  • adrenaline = hormoon
  • werken in op adrenerge receptoren en zijn betrokken bij fight or flight reacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

types beta adrenerge receptoren

A
  • B1: hartspiercellen
  • B2: bronchiale gladde spiercellen, skeletspieren, lever
  • B3: adipocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke G alfa subunit gebruiken de beta adrenerge receptoren en wat is dus hun effector?

A
  • G alfa(s)
  • adenylaat cyclase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillen in affiniteitsbinding van liganden van de beta adrenerge receptoren

A
  • B1: isoprotenerol > noradrenaline > adrenaline
  • B2: isoproterenol > adrenaline > noradrenaline
  • B3: isoproterenol = noradrenaline > adrenaline
    isoproterenol = onnatuurlijk ligand, adrenaline structuuranaloog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

opbouw en functie adenylaat cyclase

A
  • 2 keer 6 TM helices
  • 2 katalytische domeinen
  • zet ATP -> cAMP
    hierbij is de 5’ fosfaatgroep gekoppeld aan de 3’ oh groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

effect van cAMP

A
  • activeert PKA en andere
  • deze PKAs hebben op hun beurt verschillende substraten
  • PKA anchoring proteins brengen structuur is de cascade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

opbouw PKA

A
  • 2 katalytische en 2 regulatorische subunits
  • per regulatorische subunit kunnen 2 cAMPs binden
  • dit veroorzaakt dissociatie en activatie van de katalytische subunits
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

effect vn PKA (B2 adrenerge receptor)

A

in cytosol
-> inhibeert glycogeen synthase
-> activeert glycogeen fosforylase
-> dit stelt glucose-1P vrij
-> in spieren nr glucose 6P voor energie
-> in lever defosforylering en vrijstelling in bloed
in celkern
-> fosforylering van de CREB transcriptiefactor
-> transcriptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

diversificatie

A
  • een effector lokt twee tegengestelde responsen uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat wordt bedoeld met receptor crosstalk

A

op de celmembraan zitten verschillende receptoren die elkaar kunnen versterken of tegenwerken
kortom: elkaar beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is redundantie

A
  • verschillende liganden werken op verschillende receptoren maar veroorzaken eenzelfde respons
  • ze kunnen elkaars functie overnemen
19
Q

wat maakt dat 1 nanomolair adrenaline de glucoseconc in het bloed met 50% kan verhogen

A

amplificatiemechanismen

19
Q

hoe wordt een GPCR cyclus stilgelegd

A

op verschillende niveaus
- fosfatasen
- fosfodiesterasen
- intrinsieke gtpase activiteit vn G alfa subunit
- GPCR kinasen
-> fosforyleren de grote lus
-> arrestine herkent dit en inhibeert de GPCR

20
Q

drie kenmerken van een GPCR systeem

A
  • het signaal is zelfuitdovend
    -> als het ligand niet meer aanwezig is
    -> of door terugkoppeling
  • het signaal amplificeert zich op meerdere niveaus
  • het signaal verloopt in tijds-quanta
    -> korte afgebakende tijdseenheden die bepaald worden door GTP kinetiek
21
Q

hoe lang duurt een tijd-quantum van een gpcr

A

enkele seconden

22
beta adrenerge receptor liganden als geneesmiddel
- beta antagonisten voor bv CVD - beta agonisten bij bv doping of asthma
23
RTKs algemeen
- intracellulair domein bevat intrinsieke kinase activiteit - liganden: polypeptiden; groeifactoren en peptidehormonen - rol in celdeling, celgroei, celdifferentiatie
24
activering van een RTK
- ligandbinding zorgt voor conformatieverandering dat de receptor doet dimeriseren - DIMERISATIE ACTIVEERT DE RECEPTOR - intrinsieke kinase activiteit zorgt voor fosforylering van tyrosine residuen
25
wat is bij heel wat signaaleiwitten aanwezig
een SH2 of PTB domein -> herkennen specifiek gefosforyleerde tyrosines
26
belangrijk verschil G-alfa subeenheid en RAS
ras heeft geen intrinsieke gtpase activiteit en heeft dus GAP nodig
27
RTK-Ras cascade
- ligand binding en dimerisatie van de RTK - fosforylering tyrosine residuen - GRB2 eiwit herkent dit met zijn SH2 domein en heeft adaptorfunctie heeft ook twee SH3 domeinen voor interactie met proline rijke gebieden van SOS - SOS eiwit associeert met GRB2 en koppelt RAS - deze associatie induceert conformatiewijziging in RAS die zijn GDP verliest - GTP bindt en activeert RAS
28
nut van autofosforylering bij RTKs
- doet dienst als herkenningspunt voor signaaleiwitten
29
rol van GRB2 en SOS in ras cascade
GRB2 -> adaptor SOS -> GEF
30
welke eiwitten doen dienst als GEF bij RAS vs G-alfa subunit
RAS -> SOS eiwit G-alfa -> GPCR zelf
31
RAS is actief...en dan?
- MAP kinasen pathway - RAS activeert MAPKKK - MAPKKK activeert MAPKK - MAPKK activeert MAPK - MAPK fosforyleert allerlei substraten; eiwitten waarvan de werking nu veranderd is, of transcriptiefactoren die transcriptie beïnvloeden
32
in wat is de MAP kinase pathway betrokken en wat is een voorbeeld van een effector van MAPK
-> celdeling -> G1 cyclines
33
dubbele specificiteit van MAP kinasen
- fosforyleren op Tyr EN thr - zo'n kinase is op zijn beurt pas actief na die dubbele fosforylatie
34
verschillen in MAP kinase cascade gisten-mens
mens -> RTKs -> ras gisten -> hebben geen RTKs, gebruiken GPCR -> De G-gamma/beta subunit activeert de cascade ipv RAS
35
cytokine receptoren
- hebben geen intrinsieke kinase activiteit maar associeren met JAK kinasen - belangrijke rol in immuunrespons want cytokines zijn de ligand
36
typische opbouw en functie van een cytokine
- 4 alfa helices - functie: communicatie tussen immuuncellen en belangrijke rol in differentiatie van immuuncellen
37
STAT cascade
- ligand binding en receptordimerisatie - STAT transcriptiefactor heeft een SH2 domein en bindt P-Tyr van de receptor - STAT wordt door het JAK kinase gefosforyleerd - STAT dimeriseert en gaat naar de celkern om transcriptie te beïnvloeden
38
inhibitie van RTKs en cytokine receptoren
- endocytose - fosfotyrosine fosfatasen -> hebben een SH2 domein - SOCS eiwitten -> hebben een sh2 domein -> rekruteren het E3 uibiquitine ligase -> ubiquitinatie waarna afbraak van de receptor
39
Toll like receptoren
- herkennen PAMPs - dit zijn onderdelen van pathogenen waar ze een bepaalde specificiteit voor hebben - betrokken in aspecifieke afweer - behoord tot de klasse receptoren die signaalplatformen vormen
40
opbouw van een TLR
- extracellulair deel - intracellulair Tir domein - tir domeinen ondergaan homo- en heterotypische interacties - nodig voor de opbouw van het myddosome complex
41
wat is het myddosome complex
- een groot multi eiwit complex dat dienst doet als signaalplatform waar andere signaaleiwitten mee kunnen interageren - door interactie van tir en death domeinen van adaptoreiwitten en de receptor zelf
42
wat maakt dat de respons van de TLR gecoördineerd is, en aangepast is aan het pathogeen
- er worden specifieke combinaties van cascades geactiveerd
43
koppeling van ubiquitine op een target proteine
- met zijn Gly op de laatste positie vormt die een peptidebinding naar een lysine van het target
44
NF-kappaB signaal pathway
- zie onenote
45
polyubiquitinylatie in de NF-kappaB pathway
op K48 -> I-kappeBalfa zal afgebroken worden -> NLS van NF-kappaB transcriptiefactor zorgt voor translocatie naar kern op K63 -> scaffold -> structuur en efficiëntie in de cascade brengen
46
op wat heeft K48 polyubiquitinylatie betrekking
- eerste Ub koppelt aan een Lys residu van het substraat - de volgende Ub koppelen telkens aan het Lys op positie 48 VAN HET UBIQUITINE