7 jours 03 Flashcards
(126 cards)
1
Q
breuk, speet
A
fracture v
2
Q
briefje, bewijs
A
billet m
3
Q
bruiloft, huwelijk
A
noce v
4
Q
buis, pijp, tube
A
tube m
5
Q
cel, celstraf
A
cellule v
6
Q
classificeren
A
classer
7
Q
college
A
collège m
8
Q
competitie
A
concours m
9
Q
consument
A
consommateur m
10
Q
crèche
A
garderie v
11
Q
crisis
A
malaise m
12
Q
cruise, zeereis
A
croisière v
13
Q
deadline
A
date butoir m
14
Q
decriminaliseren
A
dépénaliser
15
Q
deeltje
A
particule v
16
Q
demonstratie
A
manifestation m
17
Q
demonteren
A
désamorcer
18
Q
detective (film, roman)
A
polar m
19
Q
deugd
A
vertu v
20
Q
dichter, zanger
A
griot m
21
Q
dijk, dam
A
digue v
22
Q
district
A
circonscription v
23
Q
doen verdwijnen
A
résorber
24
Q
dokter
A
médecin m
25
doop
baptême m
26
doorboring
percement m
27
doorbreken
rompre
28
doping
dopage m
29
dosis
dose v
30
drenkeling
naufragé m
31
droogte
sécheresse v
32
druk, spanning
pression v
33
duel, wedstrijd
rencontre v
34
dwang, geweld
contrainte v
35
dwingend
coercitif
36
echtgenoot
époux m
37
eed
serment m
38
eerbied, ontzag
révérence v
39
eerlijk, eerbaar
honnête
40
eerlijkheid,
probité v
41
eis, het opeisen
revendication v
42
eitje
ovule m
43
elite, chic
gotha m
44
epos, heldendicht
épopée v
45
erfdeel, erfgoed
patrimoine m
46
erfgenaam
héritier m
47
ergeren
indisposer
48
erkenning
reconnaissance v
49
ernst, belang
gravité
50
brevet, akte, diploma
brevet m
51
bruisend, trillend
trépidant
52
criterium, maatstaf
critère m
53
dagvaarden, toekennen
assigner
54
daling, vermindering
baisse v
55
debuteren, beginnen
débuter
56
deugdelijk, afdoend
probant
57
deurwaarder, bode
huissier m
58
doordringend, scherp
perçant
59
doorhalen, schrappen
rayer
60
drinkbeker, het snijden
coupe v
61
ééndags, korstondig
éphémère
62
elite, (culinair) korstje
gratin m
63
ellende, nood, armoede
misère v
64
fracture v
breuk, speet
65
billet m
briefje, bewijs
66
noce v
bruiloft, huwelijk
67
tube m
buis, pijp, tube
68
cellule v
cel, celstraf
69
classer
classificeren
70
collège m
college
71
concours m
competitie
72
consommateur m
consument
73
garderie v
crèche
74
malaise m
crisis
75
croisière v
cruise, zeereis
76
date butoir m
deadline
77
dépénaliser
decriminaliseren
78
particule v
deeltje
79
manifestation m
demonstratie
80
désamorcer
demonteren
81
polar m
detective (film, roman)
82
vertu v
deugd
83
griot m
dichter, zanger
84
digue v
dijk, dam
85
circonscription v
district
86
résorber
doen verdwijnen
87
médecin m
dokter
88
baptême m
doop
89
percement m
doorboring
90
rompre
doorbreken
91
dopage m
doping
92
dose v
dosis
93
naufragé m
drenkeling
94
sécheresse v
droogte
95
pression v
druk, spanning
96
rencontre v
duel, wedstrijd
97
contrainte v
dwang, geweld
98
coercitif
dwingend
99
époux m
echtgenoot
100
serment m
eed
101
révérence v
eerbied, ontzag
102
honnête
eerlijk, eerbaar
103
probité v
eerlijkheid,
104
revendication v
eis, het opeisen
105
ovule m
eitje
106
gotha m
elite, chic
107
épopée v
epos, heldendicht
108
patrimoine m
erfdeel, erfgoed
109
héritier m
erfgenaam
110
indisposer
ergeren
111
reconnaissance v
erkenning
112
gravité
ernst, belang
113
brevet m
brevet, akte, diploma
114
trépidant
bruisend, trillend
115
critère m
criterium, maatstaf
116
assigner
dagvaarden, toekennen
117
baisse v
daling, vermindering
118
débuter
debuteren, beginnen
119
probant
deugdelijk, afdoend
120
huissier m
deurwaarder, bode
121
perçant
doordringend, scherp
122
rayer
doorhalen, schrappen
123
coupe v
drinkbeker, het snijden
124
éphémère
ééndags, korstondig
125
gratin m
elite, (culinair) korstje
126
misère v
ellende, nood, armoede
