7 jours 08 Flashcards
(150 cards)
1
Q
loket
A
guichet m
2
Q
loods, bestuurder
A
pilote m
3
Q
losbarsten
A
déferler
4
Q
losgeld
A
rançon v
5
Q
luide afkeuring
A
clameur m
6
Q
maarschalk
A
maréchal m
7
Q
maat, ritme
A
cadence v
8
Q
machogedrag
A
machisme m
9
Q
malaria
A
paludisme m
10
Q
mast
A
mât m
11
Q
meedogenloos
A
impitoyable
12
Q
menigte, massa
A
foule v
13
Q
mest
A
engrais m
14
Q
metselaar
A
maçon m
15
Q
miniem, gering
A
infime
16
Q
mis, dienst
A
messe v
17
Q
misbruik
A
abus m
18
Q
misdrijf
A
méfait m
19
Q
misdrijf, delict
A
délit m
20
Q
modder
A
boue v
21
Q
monnik
A
moine m
22
Q
moordenaar
A
tueur m
23
Q
mummie
A
momie v
24
Q
neerkijken op
A
snober
25
niet passen bij
détonner
26
niet te stuiten
intarissable
27
niveau, fase
palier m
28
notenhout
noyer m
29
oedeem
œdème m
30
onbelangrijk
infime
31
onbenul znw
ringard m
32
onbuigzaamheid
intransigeance v
33
onderdompelen
submerger
34
onderdrukken
réprimer
35
ondergang
crépuscule m
36
onderhandeling(en) (2)
pourparlers m, tractation v
37
onderwereld
pègre v
38
ongezond (mbt klimaat)
insalubre
39
onleefbaar
invivable
40
onmacht
impuissance v
41
onrechtmatig, ten onrechte (bijw)
indûment
42
onroerend bnw
immobilier
43
ontbossen
déboiser
44
ontdekking
découverte v
45
onthouding
abstention v
46
ontkennen (2)
démentir, nier
47
ontlasten
alléger
48
ontmoeting
rencontre v
49
trapsgewijs
par paliers
50
noodlottig, rampzalig (3)
fatal, funeste, néfaste
51
ongezond
malsain
52
maandelijkse betalingen
mensualité
53
malversatie, verduistering
malversation v
54
medeplichtige mv
complice mv
55
meevaller, weldaad
manne v
56
met stookolie vervuilen
mazouter
57
miskraam, abortus
avortement m
58
model, kerel, type
type m
59
mossel, slappeling
moule v
60
motto, devies, slogan
devise v
61
naar voren brengen, plaatsen
interposer
62
nederlaag, aframmeling
raclée v
63
neiging, hang, aanleg
penchant m
64
onvermijdelijk
incontournable
65
nieuwe ontwikkeling
rebondissement m
66
noemen, benoemen
nommer
67
obsederen, kwellen
obsèder
68
omleiding, ontvoering
détournement m
69
omringen, omcirkelen
cerner
70
onderdrukken, stuiten, tot staan brengen
juguler
71
ondoorgrondelijk
insondable
72
onthullen, aantonen
déceler
73
ontknopen, ontwarren
dénouer
74
ontkoppelen, ontketenen
déclencher
75
ontmantelen, slechten
démanteler
76
guichet m
loket
77
pilote m
loods, bestuurder
78
déferler
losbarsten
79
rançon v
losgeld
80
clameur m
luide afkeuring
81
maréchal m
maarschalk
82
cadence v
maat, ritme
83
machisme m
machogedrag
84
paludisme m
malaria
85
mât m
mast
86
impitoyable
meedogenloos
87
foule v
menigte, massa
88
engrais m
mest
89
maçon m
metselaar
90
infime
miniem, gering
91
messe v
mis, dienst
92
abus m
misbruik
93
méfait m
misdrijf
94
délit m
misdrijf, delict
95
boue v
modder
96
moine m
monnik
97
tueur m
moordenaar
98
momie v
mummie
99
snober
neerkijken op
100
détonner
niet passen bij
101
intarissable
niet te stuiten
102
palier m
niveau, fase
103
noyer m
notenhout
104
œdème m
oedeem
105
infime
onbelangrijk
106
ringard m
onbenul znw
107
intransigeance v
onbuigzaamheid
108
submerger
onderdompelen
109
réprimer
onderdrukken
110
crépuscule m
ondergang
111
pourparlers m, tractation v
onderhandeling(en) (2)
112
pègre v
onderwereld
113
insalubre
ongezond (mbt klimaat)
114
invivable
onleefbaar
115
impuissance v
onmacht
116
indûment
onrechtmatig, ten onrechte (bijw)
117
immobilier
onroerend bnw
118
déboiser
ontbossen
119
découverte v
ontdekking
120
abstention v
onthouding
121
démentir, nier
ontkennen (2)
122
alléger
ontlasten
123
rencontre v
ontmoeting
124
par paliers
trapsgewijs
125
fatal, funeste, néfaste
noodlottig, rampzalig (3)
126
malsain
ongezond
127
mensualité
maandelijkse betalingen
128
malversation v
malversatie, verduistering
129
complice mv
medeplichtige mv
130
manne v
meevaller, weldaad
131
mazouter
met stookolie vervuilen
132
avortement m
miskraam, abortus
133
type m
model, kerel, type
134
moule v
mossel, slappeling
135
devise v
motto, devies, slogan
136
interposer
naar voren brengen, plaatsen
137
raclée v
nederlaag, aframmeling
138
penchant m
neiging, hang, aanleg
139
incontournable
onvermijdelijk
140
rebondissement m
nieuwe ontwikkeling
141
nommer
noemen, benoemen
142
obsèder
obsederen, kwellen
143
détournement m
omleiding, ontvoering
144
cerner
omringen, omcirkelen
145
juguler
onderdrukken, stuiten, tot staan brengen
146
insondable
ondoorgrondelijk
147
déceler
onthullen, aantonen
148
dénouer
ontknopen, ontwarren
149
déclencher
ontkoppelen, ontketenen
150
démanteler
ontmantelen, slechten
