7 jours 12 Flashcards
(168 cards)
1
Q
verzameling (2)
A
collection v, rassemblement m
2
Q
verzoenend
A
conciliant
3
Q
verzwakking
A
affaiblissement m
4
Q
verzwijging
A
réticence v
5
Q
vijzel
A
vérin m
6
Q
vin
A
aileron m
7
Q
vizier
A
collimateur m
8
Q
vlag
A
drapeau m
9
Q
vlam
A
flamme v
10
Q
voedsel bijw
A
alimentaire
11
Q
voedsel (2)
A
aliment m, crue v
12
Q
volksgroep
A
ethnie v
13
Q
voorafgaand feit
A
antécédent m
14
Q
voorrecht
A
prérogative v
15
Q
voorrecht, bezit
A
apanage m
16
Q
voortgang, gang
A
démarche v
17
Q
voorzanger
A
chantre m
18
Q
voorzien (in)
A
subvenir
19
Q
vrijwilligerswerk
A
bénévolat m
20
Q
waterdicht
A
étanche
21
Q
weduwnaar
A
veuf m
22
Q
weergeven
A
rendre
23
Q
weerleggen
A
démentir, réfuter
24
Q
weerslag
A
retombées v
25
weerzien
retrouvailles v
26
wees
orphelin m
27
welgesteld
aisé
28
wending, voorval
péripétie v
29
wieg, bakermat
berceau m
30
wijden, zalven
sacrer
31
wijdte, omvang
ampleur v
32
wijken
rompre
33
windmolen
éolienne v
34
winst
marge v
35
woekeraar
usurier m
36
wond
plaie v
37
zaken
affaires v
38
zeereis, rondreis
périple m
39
zigeuner
tzigane m
40
zinken
sombrer
41
zintuiglijk bnw
sensoriel
42
zoogdier
mammifère m
43
zuigen, drinken
téter
44
zwakker worden
fragiliser
45
zwangerschap (2)
gestation v, grossesse v
46
zwavelachtig bnw
sulfureux
47
zwellen, ergeren
gonfler
48
voeden, onderhouden
alimenter
49
voorliefde, voorkeur
prédilection v
50
voorouder, voorloper
ancêtre m
51
voorspellen, voorzien
présager
52
voorspelling, prognose
pronostic m
53
vrijmaken, deblokkeren
débloquer
54
vruchteloos, vergeefs
infructeux
55
vuilnisbelt, vergaarbak
dépotoir m
56
walging, tegenzin, afkeer
dégoût m
57
weerklinken, weergalmen
retentir
58
wegdragen, meenemen
emporter
59
weglaten, schrappen
supprimer
60
weglating, intrekking
suppression v
61
wegzakken, vastlopen
enlisement m
62
wegsterven, verloederen
se gangrener
63
welgesteld, luxueus
cossu
64
welwillend, vrijwillig
bénévolé
65
wens, verlangen, gelofte
voeu m
66
werktuig, gereedschap
outil m
67
wetten uitvaardigen
légiférer
68
wild, woest, fel, schuw
farouche
69
woeden, tekeergaan
sévir
70
zich aansluiten
rallier
71
zitting hebben, zetelen
siéger
72
zoetje, zoetmiddel
édulcorant m
73
zwerm, drom
essaim m
74
behalve
hormis
75
waanzinnig
insensé
76
onthullen
devoiler
77
onveranderlijk
immuable
78
winkelsschap
gondole v
79
helemaal
tout à fait
80
landhuis, kasteeltje
manoir m
81
dichtbij komen, in aanraking komen
côtoyer
82
trouwens
d'ailleurs
83
overigens
par ailleurs
84
elders
ailleurs
85
collection v, rassemblement m
verzameling (2)
86
conciliant
verzoenend
87
affaiblissement m
verzwakking
88
réticence v
verzwijging
89
vérin m
vijzel
90
aileron m
vin
91
collimateur m
vizier
92
drapeau m
vlag
93
flamme v
vlam
94
alimentaire
voedsel bijw
95
aliment m, crue v
voedsel (2)
96
ethnie v
volksgroep
97
antécédent m
voorafgaand feit
98
prérogative v
voorrecht
99
apanage m
voorrecht, bezit
100
démarche v
voortgang, gang
101
chantre m
voorzanger
102
subvenir
voorzien (in)
103
bénévolat m
vrijwilligerswerk
104
étanche
waterdicht
105
veuf m
weduwnaar
106
rendre
weergeven
107
démentir, réfuter
weerleggen
108
retombées v
weerslag
109
retrouvailles v
weerzien
110
orphelin m
wees
111
aisé
welgesteld
112
péripétie v
wending, voorval
113
berceau m
wieg, bakermat
114
sacrer
wijden, zalven
115
ampleur v
wijdte, omvang
116
rompre
wijken
117
éolienne v
windmolen
118
marge v
winst
119
usurier m
woekeraar
120
plaie v
wond
121
affaires v
zaken
122
périple m
zeereis, rondreis
123
tzigane m
zigeuner
124
sombrer
zinken
125
sensoriel
zintuiglijk bnw
126
mammifère m
zoogdier
127
téter
zuigen, drinken
128
fragiliser
zwakker worden
129
gestation v, grossesse v
zwangerschap (2)
130
sulfureux
zwavelachtig bnw
131
gonfler
zwellen, ergeren
132
alimenter
voeden, onderhouden
133
prédilection v
voorliefde, voorkeur
134
ancêtre m
voorouder, voorloper
135
présager
voorspellen, voorzien
136
pronostic m
voorspelling, prognose
137
débloquer
vrijmaken, deblokkeren
138
infructeux
vruchteloos, vergeefs
139
dépotoir m
vuilnisbelt, vergaarbak
140
dégoût m
walging, tegenzin, afkeer
141
retentir
weerklinken, weergalmen
142
emporter
wegdragen, meenemen
143
supprimer
weglaten, schrappen
144
suppression v
weglating, intrekking
145
enlisement m
wegzakken, vastlopen
146
se gangrener
wegsterven, verloederen
147
cossu
welgesteld, luxueus
148
bénévolé
welwillend, vrijwillig
149
voeu m
wens, verlangen, gelofte
150
outil m
werktuig, gereedschap
151
légiférer
wetten uitvaardigen
152
farouche
wild, woest, fel, schuw
153
sévir
woeden, tekeergaan
154
rallier
zich aansluiten
155
siéger
zitting hebben, zetelen
156
édulcorant m
zoetje, zoetmiddel
157
essaim m
zwerm, drom
158
hormis
behalve
159
insensé
waanzinnig
160
devoiler
onthullen
161
immuable
onveranderlijk
162
gondole v
winkelsschap
163
tout à fait
helemaal
164
manoir m
landhuis, kasteeltje
165
côtoyer
dichtbij komen, in aanraking komen
166
d'ailleurs
trouwens
167
par ailleurs
overigens
168
ailleurs
elders
