7 jours 16 Flashcards
(100 cards)
1
Q
gelovige, aanhanger
A
fidèle m
2
Q
leengoed, domein
A
fief m
3
Q
plaag, gesel, ramp
A
fléau m
4
Q
bloemvormig sieraad
A
fleuron m
5
Q
bebladerd, bladvormig
A
folié v
6
Q
aanwakkeren/-stoken
A
fomenter
7
Q
smeden, uitvinden
A
forger
8
Q
persen, vertrappen
A
fouler
9
Q
boor-, freesmachine
A
fraiseuse v
10
Q
verpleegster, bewaking
A
garde v
11
Q
verkwisting, verspilling
A
gaspillage m
12
Q
verkwisten, verspillen
A
gaspiller
13
Q
beheer, management
A
gestion v
14
Q
elite, (culinair) korstje
A
gratin m
15
Q
het enten, transplantatie
A
greffe v
16
Q
enten, transplanteren
A
greffer
17
Q
klauw, stempel, logo
A
griffe v
18
Q
griep, afkeer, hekel
A
grippe v
19
Q
ambtgenoot, evenknie
A
homologue m
20
Q
deurwaarder, bode
A
huissier m
21
Q
serie afbeeldingen
A
imagerie v
22
Q
belichaming, incarnatie
A
incarnation v
23
Q
niet te classificeren bnw
A
inclassable
24
Q
niet te vermijden bnw
A
incontournable
25
beschuldigen, aanklagen
inculper
26
schadeloosstelling
indemnité v
27
inlander, inboorling
indigène m
28
onwel, misselijk maken
indisposer
29
besmettelijk, besmettend
infectieux
30
invloedrijk, gezaghebbend
influent
31
vruchteloos, vergeefs
infructueux
32
niet schuldig verklaren
innocenter
33
overstroming, stortvloed
inondation v
34
ondoorgrondelijk bnw
insondable
35
rechtspleging, instantie
instance v
36
verbod, schorsing
interdiction v
37
aanspreken, sommeren
interpeller
38
naar voren brengen
interposer
39
uitstralen, zich verbreiden
irradier
40
het vasten, onthouding
jeûne m
41
onderdrukken, stuiten
juguler
42
het werpen, lancering
lancement m
43
wetten uitvaardigen
légiférer
44
beknibbelen, bezuinigen
lésiner
45
ongezond, schadelijk
malsain
46
malversatie, verduistering
malversation v
47
meevaller, weldaad
manne v
48
onherkenbaar maken
maquillage m
49
gepingel, koehandel
marchandage m
50
indruk achterlaten
marquer
51
fidèle m
gelovige, aanhanger
52
fief m
leengoed, domein
53
fléau m
plaag, gesel, ramp
54
fleuron m
bloemvormig sieraad
55
folié v
bebladerd, bladvormig
56
fomenter
aanwakkeren/-stoken
57
forger
smeden, uitvinden
58
fouler
persen, vertrappen
59
fraiseuse v
boor-, freesmachine
60
garde v
verpleegster, bewaking
61
gaspillage m
verkwisting, verspilling
62
gaspiller
verkwisten, verspillen
63
gestion v
beheer, management
64
gratin m
elite, (culinair) korstje
65
greffe v
het enten, transplantatie
66
greffer
enten, transplanteren
67
griffe v
klauw, stempel, logo
68
grippe v
griep, afkeer, hekel
69
homologue m
ambtgenoot, evenknie
70
huissier m
deurwaarder, bode
71
imagerie v
serie afbeeldingen
72
incarnation v
belichaming, incarnatie
73
inclassable
niet te classificeren bnw
74
incontournable
niet te vermijden bnw
75
inculper
beschuldigen, aanklagen
76
indemnité v
schadeloosstelling
77
indigène m
inlander, inboorling
78
indisposer
onwel, misselijk maken
79
infectieux
besmettelijk, besmettend
80
influent
invloedrijk, gezaghebbend
81
infructueux
vruchteloos, vergeefs
82
innocenter
niet schuldig verklaren
83
inondation v
overstroming, stortvloed
84
insondable
ondoorgrondelijk bnw
85
instance v
rechtspleging, instantie
86
interdiction v
verbod, schorsing
87
interpeller
aanspreken, sommeren
88
interposer
naar voren brengen
89
irradier
uitstralen, zich verbreiden
90
jeûne m
het vasten, onthouding
91
juguler
onderdrukken, stuiten
92
lancement m
het werpen, lancering
93
légiférer
wetten uitvaardigen
94
lésiner
beknibbelen, bezuinigen
95
malsain
ongezond, schadelijk
96
malversation v
malversatie, verduistering
97
manne v
meevaller, weldaad
98
maquillage m
onherkenbaar maken
99
marchandage m
gepingel, koehandel
100
marquer
indruk achterlaten
