7 jours 19 Flashcards

(100 cards)

1
Q

voorliefde, voorkeur

A

prédilection v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

schadelijk, nadelig bnw

A

préjudiciable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het afnemen, afhouden

A

prélèvement m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bezorgdheid, zorg

A

préoccupation v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voorspellen, voorzien

A

présager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(kroon)pretendent

A

prétendant m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gebrek, ontberingen

A

privations v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

deugdelijk, afdoend

A

probant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verwekking,voortplanting

A

procréation v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kaap, voorgebergte

A

promontoire m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

afkondigen, uitvaardigen

A

promulguer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

prijzen, aanbevelen

A

prôner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorspelling, prognose

A

pronostic m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

heldendaad, stunt

A

prouesse v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ophitsen, provoceren

A

provoquer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kinderlijk, kinderachtig

A

puéril

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verpulveren, vernietigen

A

pulvériser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nederlaag, aframmeling

A

raclée v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

zich aansluiten bij

A

rallier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

afscheren, kort knippen

A

raser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

doorhalen, schrappen

A

rayer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

strepen, bekrassen

A

rayer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het actueel worden

A

rebondissement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

nieuwe ontwikkeling

A

rebondissement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
telling, inventarisatie
recensement
26
tellen, inventariseren
recenser
27
advertentie, publiciteit
réclame v
28
opsluiting, afzondering
réclusion
29
oogsten, verzamelen
récolter
30
rekruut, nieuweling
recrue v
31
onwillig, ongevoelig
réfractaire
32
blik, oogopslag, kijkgat
regard m
33
eerherstel, renovatie
réhabilitation v
34
opbrengst, productiviteit
rendement m
35
opleving, vernieuwing
renouveau m
36
terugkeer, comeback
rentrée v
37
terugzenden, ontslaan
renvoyer
38
geredde, overlevende
rescapé m
39
oplossen, verdwijnen
résoudre
40
staatsburger, onderdaan
ressortissant
41
weerklinken, -galmen
retentir
42
afhouding, inhouding
retenue v
43
terughoudendheid
retenue v
44
neerslag, gevolgen
retombées v
45
herstel van betrekkingen
retrouvailles v
46
aanspraak maken op
revendiquer
47
keerzijde, tegenspoed
revers m
48
achterhaald, oudbakken
ringard
49
plunderen, verwoesten
saccager
50
aanhangig maken
saisir
51
prédilection v
voorliefde, voorkeur
52
préjudiciable
schadelijk, nadelig bnw
53
prélèvement m
het afnemen, afhouden
54
préoccupation v
bezorgdheid, zorg
55
présager
voorspellen, voorzien
56
prétendant m
(kroon)pretendent
57
privations v
gebrek, ontberingen
58
probant
deugdelijk, afdoend
59
procréation v
verwekking,voortplanting
60
promontoire m
kaap, voorgebergte
61
promulguer
afkondigen, uitvaardigen
62
prôner
prijzen, aanbevelen
63
pronostic m
voorspelling, prognose
64
prouesse v
heldendaad, stunt
65
provoquer
ophitsen, provoceren
66
puéril
kinderlijk, kinderachtig
67
pulvériser
verpulveren, vernietigen
68
raclée v
nederlaag, aframmeling
69
rallier
zich aansluiten bij
70
raser
afscheren, kort knippen
71
rayer
doorhalen, schrappen
72
rayer
strepen, bekrassen
73
rebondissement
het actueel worden
74
rebondissement
nieuwe ontwikkeling
75
recensement
telling, inventarisatie
76
recenser
tellen, inventariseren
77
réclame v
advertentie, publiciteit
78
réclusion
opsluiting, afzondering
79
récolter
oogsten, verzamelen
80
recrue v
rekruut, nieuweling
81
réfractaire
onwillig, ongevoelig
82
regard m
blik, oogopslag, kijkgat
83
réhabilitation v
eerherstel, renovatie
84
rendement m
opbrengst, productiviteit
85
renouveau m
opleving, vernieuwing
86
rentrée v
terugkeer, comeback
87
renvoyer
terugzenden, ontslaan
88
rescapé m
geredde, overlevende
89
résoudre
oplossen, verdwijnen
90
ressortissant
staatsburger, onderdaan
91
retentir
weerklinken, -galmen
92
retenue v
afhouding, inhouding
93
retenue v
terughoudendheid
94
retombées v
neerslag, gevolgen
95
retrouvailles v
herstel van betrekkingen
96
revendiquer
aanspraak maken op
97
revers m
keerzijde, tegenspoed
98
ringard
achterhaald, oudbakken
99
saccager
plunderen, verwoesten
100
saisir
aanhangig maken