antibiotica ZO Flashcards

(33 cards)

1
Q

welke antibiotica hebben aangrijpingspunt aan celwand van bacterie?

A

beta lactam AB

ze verstoren de opbouw van de peptidoglycaanlaag (die in de celwand zit van de bacterien).

weinig bijwerkingen want alleen bacterien hebben de peptidoglycaanlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe maken bacterien de beta lactam AB onwerkzaam?

A

door betalactamase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

in welke groepen worden de beta lactam AB verdeeld?

A
  1. penicillines
  2. cefalosporinen
  3. carbapenems
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de groep penicillines worden weer verder onderverdeeld in verschillende AB. welke zijn dit?

A
  1. smal spectrum
    - penicilline (benzyl penicilline iv, feneticilline po)
    - flucloxacilline
  2. breed spectrum
    - amoxicilline
  3. penicilline met betalactamaseremmer
    - amoxicilline met clavulaanzuur (augmentin)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke AB remmen de bacteriele nucleinezuur synthese?

A

chinolonen, ciprofloxacin
rifampicine
metronidazol
nitrofurantoïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bij welke bacterien wordt ciproflaxin ingezet?

A

gramnegatieve staven
intracellulaire bacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bij welke bacterien wordt rifampicine ingezet?

A

grampositieve kokken
- S. aureus
- MRSA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bij welke bacterien wordt metronidazol ingezet?

A

anaerobe bacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het enige middel dat oraal geven kan worden bij een infectie met psuedomonas aeruginosa?

A

ciprofloxacin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn 2 belangrijke indicaties van rifampicine?

A

tuberculose
geinfecteerde gewrichtsprothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wanneer wordt metronidazol vaak ingezet?

A

bij buikinfecties zoals peritonitis na darmperforatie en suedomembraneuze colitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bijwerkingen ciprofloxacin

A

achillespeesruptuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vertel wat over bijwerkingen van rifampicine

A

wordt uitgebreid door cytochroom P450 gemetaboliseerd en kent daardoor veel interacties met andere medicijnen waarvan de spiegels sterk zijn verhoogd (met ernstige bijwerkingen) of sterk verlaagd (onwerkzame spiegels) kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat geeft metronidazol icm alcohol?

A

klachten van braken
rood gelaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke AB remmen de foliumzuursynthese?

A

trimethoptim
cotrimoxazol (trimethoprim+ sulfamethoxazol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

infecties die worden veroorzaakt door welke bacterien, worden behandeld met cotrimoxazol?

A

infecties veroorzaakt door de bacterien die ASBL of AMP-C produceren

17
Q

bijwerkingen cotrimoxazol?

A

rash
pancytopenie
nierinsufficientie

18
Q

bijwerking ciprofloxacin

19
Q

wat is gecontra-indiceerd bij gebruik cortimoxazol?

A

vitamine K antagnosten

20
Q

sommige AB remmen de eiwitsynthese in het ribosoom door remming van 50S of 30S. welke AB remmen 50s?

A

macroliden: erytromycine, claritromycine, azitromycine
clindamycine
fusidinezuur
chlooramfenicol oogzalf

21
Q

wanneer schrijf je macroliden voor?

A

bij een atypische pneumonie

22
Q

wordt clindamycine oraal goed opgenomen?

23
Q

heeft azitromycine een korte of lange halfwaardetijd?

24
Q

fusidinezuur wordt ‘vaak/ niet vaak?’ systemisch gebruikt

A

fusidinezuur wordt niet vaak systemisch gebruikt

25
welk medicijn wordt in de westerse wereld bijna niet meer gebruikt vanwege zeldzame maar zeer ernstige bijwerkingen?
chlooramfenicol
26
wanneer schrijf je macroliden voor?
stafylokokken NIET bij een E coli infectie
27
wanneer geef je clindamycine?
bij infecties met grampositieve anaerobe bacterien
28
welke AB remmen 30S?
tetracycline: doxycycline aminoglycosiden: gentamicine
29
wanneer wordt doxycycline oa voorgeschreven?
bij een longontsteking een indicatie is atypische pneumonie
30
wat is belangrijke bijwerking doxycycline?
verkleuring tanden
31
belangrijke bijwerking gentamicine?
ototoxiciteit
32
hoe wordt de gentamicine dosering aangepast?
op geleide van serumspiegels en aan de nierfunctie een hoge dalspiegel van gentamicine is gecorreleerd met toxiciteit
33
welke middelen worden voorgeschreven bij een UWI?
nitrofurantoïne fosfomycine trimethoprim