das Merkmal - prüfen Flashcards
(45 cards)
1
Q
das Merkmal
A
kenmerk; teken
2
Q
mieten (Mieter)
A
huren
3
Q
missbilligend
A
afkeurend
4
Q
misstrauisch
A
wantrouwend
5
Q
mithin
A
dus
6
Q
mitnichten
A
helemaal niet
7
Q
mittlerweile
A
ondertussen
8
Q
der Müll
A
afval
9
Q
das Muster
A
patroon; voorbeeld
10
Q
musterhaft
A
voorbeeldig
11
Q
mutmaßlich
A
vermoedelijk
12
Q
nach
A
na; naar; volgens
13
Q
Nachfahren (mv)
A
komende generaties
14
Q
nachgeben
A
toegeven
15
Q
nachgiebig
A
toegeeflijk
16
Q
nachhaltig (Nachhaltigkeit)
A
blijvend, duurzaam
17
Q
im Nachhinein
A
achteraf
18
Q
die Nachricht
A
bericht
19
Q
nachträglich
A
achteraf
20
Q
nach und nach
A
langzamerhand
21
Q
nachweisen
A
aantonen, bewijzen
22
Q
nach wie vor
A
nog altijd
23
Q
der Nachwuchs
A
komende generatie
24
Q
naheliegend
A
voor de hand liggend
25
nahezu
bijna
26
nähren (Nahrung)
voeden
27
namentlich
hoofdzakelijk, vooral, met name
28
nebenbei; nebenher
terloops
29
Nerven (mv)
zenuwen
30
neuerdings; neulich
onlangs
31
niedlich
snoezig
32
die Niete
mislukking; spijker
33
die Nötigung
ongeoorloofde dwang (juridische term)
34
die Nutzung
gebruikmaking
35
öde
saai, verlaten
36
offenbar
blijkbaar
37
offensichtlich
duidelijk
38
öffentlich
openbaar, publiek
39
die öffentliche Hand
overheid
40
die Öffentlichkeit
de openbaarheid, de publieke opinie
41
ohnehin
toch al
42
ökologisch
het milieu betreffend
43
pflegen
verzorgen
44
prägen
kenmerken; stempel drukken
45
prüfen
onderzoeken; examineren
