Deel 1 - Woordenschat (Vertalingen) Flashcards
(48 cards)
de bewoner
De bewoner van het huis is erg vriendelijk.
EN: residentUA: мешканецьRU: житель
de eigenaar
De eigenaar van het bedrijf is op vakantie.
EN: ownerUA: власникRU: владелец
de huurder
De huurder heeft de huur op tijd betaald.
EN: tenantUA: орендарRU: арендатор
de omgeving
De omgeving van het park is prachtig.
EN: environmentUA: оточенняRU: окружение/окрестности
de verzekering
De verzekering dekt alle schade.
EN: insuranceUA: страхуванняRU: страхование
de voorwaarde
De voorwaarde voor deelname is een geldig ticket.
EN: conditionUA: умоваRU: условие
de waarborg
De waarborg wordt terugbetaald na afloop van het contract.
EN: depositUA: депозитRU: депозит
de woning
De woning is ruim en licht.
EN: residenceUA: житлоRU: жилье
het huurcontract
Het huurcontract is voor een jaar.
EN: rental contractUA: договір орендиRU: договор аренды
het onderhoud
Het onderhoud van de tuin kost veel tijd.
EN: maintenanceUA: технічне обслуговуванняRU: техническое обслуживание
het sollicitatiegesprek
Het sollicitatiegesprek verliep goed.
EN: job interviewUA: співбесідаRU: собеседование
beseffen
Hij begint te beseffen hoe belangrijk dit project is.
EN: to realizeUA: усвідомлюватиRU: осознавать
besteden
Ze besteden veel tijd aan hun hobby’s.
EN: to spendUA: витрачатиRU: тратить
delen
Hij wil zijn kennis met anderen delen.
EN: to shareUA: ділитисяRU: делиться
rekenen op
Je kunt altijd op mij rekenen.
EN: to count onUA: розраховувати наRU: рассчитывать на
renoveren
Ze gaan het oude gebouw renoveren.
EN: to renovateUA: ремонтуватиRU: ремонтировать
snappen
Ik snap niet wat je bedoelt.
EN: to understandUA: розумітиRU: понимать
toegeven
Hij moest toegeven dat hij fout zat.
EN: to admitUA: визнаватиRU: признавать
twijfelen
Ze begon te twijfelen aan haar beslissing.
EN: to doubtUA: сумніватисяRU: сомневаться
verbouwen
Ze willen hun huis verbouwen.
EN: to renovateUA: ремонтуватиRU: ремонтировать
vermelden
Hij vergat te vermelden dat hij later zou komen.
EN: to mentionUA: згадуватиRU: упоминать
verwachten
We verwachten dat het morgen gaat regenen.
EN: to expectUA: очікуватиRU: ожидать
wennen aan
Het kost tijd om aan een nieuwe omgeving te wennen.
EN: to get used toUA: звикати доRU: привыкать к
alleenstaand
Hij is alleenstaand en woont in een klein appartement.
EN: singleUA: одинокийRU: одинокий