Deel 3 - Woordenschat (Vertalingen) Flashcards

(51 cards)

1
Q

de belangstelling
De belangstelling voor het evenement was groot.

A

EN: interest * UA: інтерес * RU: интерес

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de e-mail
Ik heb je e-mail ontvangen.

A

EN: email * UA: електронна пошта * RU: электронная почта

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de ervaring
Hij heeft veel ervaring in dit vakgebied.

A

EN: experience * UA: досвід * RU: опыт

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de functie
Ze solliciteerde naar de functie van manager.

A

EN: position * UA: посада * RU: должность

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de gegevens
Vul alstublieft uw gegevens in.

A

EN: data * UA: дані * RU: данные

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de kennis
Zijn kennis van de taal is indrukwekkend.

A

EN: knowledge * UA: знання * RU: знание

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de omstandigheid
De omstandigheden waren niet gunstig.

A

EN: circumstance * UA: обставина * RU: обстоятельство

Обстоятельства были неблагоприятными

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de opleiding
Ze heeft een opleiding in de geneeskunde gevolgd.

A

EN: education * UA: освіта * RU: образование, обучение

Она прошла обучение по медицине.
— Она получила медицинское образование.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de reputatie
Het bedrijf heeft een goede reputatie.

A

EN: reputation * UA: репутація * RU: репутация

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de samenwerking
De samenwerking tussen de teams verliep soepel.

A

EN: cooperation * UA: співпраця * RU: сотрудничество

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de sector
Hij werkt in de financiële sector.

A

EN: sector * UA: сектор * RU: сектор

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de sollicitatie
Haar sollicitatie werd geaccepteerd.

A

EN: application * UA: заява * RU: заявление

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het advies
Ik waardeer je advies.

A

EN: advice * UA: порада * RU: совет

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het cv
Stuur je cv op voor de sollicitatie.

A

EN: curriculum vitae * UA: резюме * RU: резюме

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het gesprek
Het gesprek verliep goed.

A

EN: conversation * UA: розмова * RU: разговор

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het nadeel
Een nadeel van deze baan is het lange reizen.

A

EN: disadvantage * UA: недолік * RU: недостаток

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het rijbewijs
Hij heeft net zijn rijbewijs gehaald.

A

EN: driver’s license * UA: водійські права * RU: водительские права

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het salaris
Ze krijgt een goed salaris.

A

EN: salary * UA: зарплата * RU: зарплата

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het team
Ons team werkt goed samen.

A

EN: team * UA: команда * RU: команда

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het voordeel
Een voordeel van thuiswerken is de flexibiliteit.

A

EN: advantage * UA: перевага * RU: преимущество

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de vaardigheid
Taalvaardigheid is belangrijk in deze functie.

A

EN: skill * UA: навичка * RU: навык

22
Q

de vacature
Er is een nieuwe vacature beschikbaar.

A

EN: vacancy * UA: вакансія * RU: вакансия

23
Q

de indruk
Ze maakte een goede indruk tijdens het interview.

A

EN: impression * UA: враження * RU: впечатление

24
Q

De aanleg

Ze heeft aanleg voor talen.

A

Способность, предрасположенность

У неё есть способность к языкам.

25
De medewerker
сотрудник
26
Aannemen Een cadeau aannemen. De firma heeft drie nieuwe mensen aangenomen.
Принимать (например, подарок, предложение, приглашение) Нанимать (на работу) Принять подарок Фирма наняла трёх новых сотрудников.
27
Beschouwen als Ik beschouw hem als een goede vriend.
считать (кем/чем-либо), рассматривать как, воспринимать как. Я считаю его хорошим другом.
28
Functioneren Mijn computer functioneert niet goed.
функционировать, работать Мой компьютер не работает как следуе
29
Letten op Je moet goed op je gezondheid letten.
обращать внимание на, следить за, присматривать за, быть внимательным к. Ты должен следить за своим здоровьем.
30
Mailen Ik zal je morgen mailen.
отправлять электронное письмо, написать (по электронной почте), скинуть по э/почте Я напишу тебе по почте завтра.
31
Ontdekken Columbus ontdekte Amerika in 1492.
обнаруживать, открывать, узнавать. Колумб открыл Америку в 1492 году.
32
Opnemen Ik neem de telefoon op. We nemen een video op.
Принимать (звонок) Записывать (звук, видео) Я беру трубку. Мы записываем видео.
33
Overtuigen Ik probeer je te overtuigen van mijn plan.
убеждать, уверять. Я пытаюсь убедить тебя в своём плане.
34
Plaatsvinden De vergadering vindt morgen plaats
происходить, состояться, иметь место (о событии). Заседание состоится завтра.
35
Storen Sorry dat ik je stoor.
мешать, беспокоить, препятствовать. Извини, что беспокою тебя.
36
Verwijzen naar De dokter verwees me naar een specialist.
ссылаться на, указывать на, направлять к. Доктор направил меня к специалисту
37
Aantrekkelijk Dat is een aantrekkelijke aanbieding.
привлекательный, привлекательная, привлекательно Это привлекательное предложение.
38
Afwisselend We doen afwisselend theorie en praktijk.
разнообразный, чередующийся, меняющийся. Мы чередуем теорию и практику.
39
Ambitieus
амбициозный
40
Belachelijk Hij maakte een belachelijke fout
смешной, нелепый, абсурдный, смехотворный. Он совершил смешную/нелепую ошибку.
41
Bereid Ik ben bereid om te helpen.
готовый (что-то сделать), расположенный (к чему-либо). Я готов помочь.
42
Beschikbaar Het product is niet beschikbaar.
доступный, имеющийся в наличии, свободный (о времени) Товар не доступен.
43
Geschikt Deze baan is geschikt voor jou.
подходящий, соответствующий, пригодный. Эта работа подходит тебе.
44
Teleurgesteld Ik ben teleurgesteld in het resultaat.
разочарованный Я разочарован результатом.
45
Vloeiend Hij spreekt vloeiend Nederlands.
беглый, свободный (о речи) Он говорит на голландском бегло.
46
De indruk hebben dat Ik heb de indruk dat hij moe is.
иметь впечатление, что, казаться, что. У меня впечатление, что он устал
47
Een goede ervaring opdoen Tijdens mijn stage heb ik een goede ervaring opgedaan.
получить хороший опыт, наработать хороший опыт. Во время моей практики я получил хороший опыт.
48
Indruk maken Hij wil een goede indruk maken op zijn nieuwe baas.
произвести впечатление. Он хочет произвести хорошее впечатление на своего нового начальника
49
Onlangs Onlangs ben ik verhuisd.
недавно, в последнее время. Недавно я переехал.
50
Sowieso Ik ga sowieso naar het feest.
любом случае, так или иначе, безусловно Я в любом случае пойду на праздник.
51
Zijn best doen Ze doet altijd haar best op school.
стараться изо всех сил, прилагать максимум усилий. Она всегда старается изо всех сил в школе.