Deel 3 - Woordenschat (Definities) Flashcards
(23 cards)
de belangstelling
De belangstelling voor het evenement was groot.
interesse * aandacht * interessegebied
de e-mail
Ik heb je e-mail ontvangen.
elektronische post * bericht * e-mailbericht
de ervaring
Hij heeft veel ervaring in dit vakgebied.
praktijk * belevenis * ondervinding
de functie
Ze solliciteerde naar de functie van manager.
baan * positie * rol
de gegevens
Vul alstublieft uw gegevens in.
informatie * data * feiten
de kennis
Zijn kennis van de taal is indrukwekkend.
wetenschap * kunde * begrip
de omstandigheid
De omstandigheden waren niet gunstig.
situatie * conditie * context
de opleiding
Ze heeft een opleiding in de geneeskunde gevolgd.
training * scholing * studie
de reputatie
Het bedrijf heeft een goede reputatie.
naam * faam * aanzien
de samenwerking
De samenwerking tussen de teams verliep soepel.
coöperatie * samenwerking * teamwerk
de sector
Hij werkt in de financiële sector.
branche * gebied * vakgebied
de sollicitatie
Haar sollicitatie werd geaccepteerd.
aanvraag * kandidatuur * sollicitatiegesprek
het advies
Ik waardeer je advies.
raad * aanbeveling * suggestie
het cv
Stuur je cv op voor de sollicitatie.
curriculum vitae * levensloop * biografie
het gesprek
Het gesprek verliep goed.
dialoog * conversatie * bespreking
het nadeel
Een nadeel van deze baan is het lange reizen.
minpunt * keerzijde * ongemak
het rijbewijs
Hij heeft net zijn rijbewijs gehaald.
rijbewijs * rijvaardigheidsbewijs * rijbewijsdocument
het salaris
Ze krijgt een goed salaris.
loon * inkomen * wedde
het team
Ons team werkt goed samen.
ploeg * groep * team
het voordeel
Een voordeel van thuiswerken is de flexibiliteit.
pluspunt * winst * profijt
de vaardigheid
Taalvaardigheid is belangrijk in deze functie.
bekwaamheid * competentie * kunde
de vacature
Er is een nieuwe vacature beschikbaar.
openstaande betrekking * jobaanbieding * werkgelegenheid
de indruk
Ze maakte een goede indruk tijdens het interview.
impressie * beeld * perceptie