Deel 4 - Woordenschat (Definities) Flashcards
(59 cards)
de aarde
De aarde draait om de zon.
de planeet waarop wij leven * de grond * de wereld
de beker
Hij drinkt uit een beker.
een drinkvat * een prijs * een trofee
de borstel
Ze gebruikt een borstel om haar haar te kammen.
een werktuig met haren * een schoonmaakmiddel * een kam
de container
De container is vol met afval.
een grote bak * een opslagmiddel * een transportmiddel
het afval
Het afval wordt elke week opgehaald.
ongewenste resten * vuilnis * rommel
het huishouden
Het huishouden is veel werk.
het verzorgen van een huis * het huishouden doen * de huishouding
het klimaat
Het klimaat verandert snel.
het weer over een lange periode * de weersomstandigheden * de temperatuur
het milieu
We moeten het milieu beschermen.
de omgeving * de natuur * de leefomgeving
de elektriciteit
De elektriciteit is uitgevallen.
stroom * elektrische energie * spanning
de energie
We moeten energie besparen.
kracht * vermogen * arbeid
de generatie
Elke generatie heeft zijn eigen uitdagingen.
een groep mensen van dezelfde leeftijd * een tijdperk * een leeftijdsgroep
de geur
De geur van bloemen is heerlijk.
een luchtje * een aroma * een reuk
de gewoonte
Het is een gewoonte om vroeg op te staan.
een gebruik * een traditie * een ritueel
de hoeveelheid
De hoeveelheid suiker in dit drankje is te hoog.
de kwantiteit * de maat * het aantal
de machine
De machine is kapot.
een apparaat * een werktuig * een mechanisme
de oplader
Ik ben mijn oplader vergeten.
een apparaat om op te laden * een lader * een voedingsapparaat
de regel
Dit is een belangrijke regel.
een voorschrift * een richtlijn * een bepaling
de rommel
De kamer is vol met rommel.
troep * rotzooi * vuil
de stoep
De stoep is glad.
het trottoir * de straatkant * de wandelweg
de taakverdeling
De taakverdeling is eerlijk.
het verdelen van taken * de werkverdeling * de taakverdeling
de verandering
Verandering is moeilijk.
de wijziging * de aanpassing * de ommekeer
de vervuiling
De vervuiling in de stad is ernstig.
de verontreiniging * de besmetting * de milieuvervuiling
de was
De was is nog nat.
de wasgoed * de wasbeurt * de was
het pakje
Het pakje is aangekomen.
een pakket * een doosje * een zending