Deel 2 - Woordenschat (Definities) Flashcards
(49 cards)
de bankapp
Een bankapp helpt je om je financiën te beheren.
Een applicatie voor bankzaken * Een mobiele app voor financiën * Een digitale bankdienst
de bankkaart
Met een bankkaart kun je geld opnemen bij een geldautomaat.
Een kaart voor banktransacties * Een betaalkaart * Een pinpas
de belasting
Iedereen moet belasting betalen over zijn inkomen.
Een verplichte bijdrage * Een heffing * Een belastingaanslag
de beurs
De beurs is een plek waar aandelen worden verhandeld.
Een handelsplaats voor aandelen * Een financiële markt * Een beursgebouw
de cash
Ik betaal liever met cash dan met een kaart.
Contant geld * Fysiek geld * Bankbiljetten en munten
de erfenis
Hij ontving een grote erfenis na het overlijden van zijn oom.
Een nalatenschap * Een erfgoed * Een overgeërfde bezitting
de frustratie
De frustratie was duidelijk zichtbaar op zijn gezicht.
Een gevoel van teleurstelling * Een emotionele reactie * Een frustrerende situatie
de fooi
Geef de ober een fooi voor zijn goede service.
Een extra betaling * Een beloning voor service * Een gratificatie
de geldautomaat
Ik moet naar de geldautomaat om wat geld op te nemen.
Een pinautomaat * Een ATM * Een geldmachine
de investering
Een goede investering kan je veel geld opleveren.
Een kapitaalbelegging * Een financiële investering * Een investeringsproject
de kost
De kost van levensonderhoud is de afgelopen jaren gestegen.
De prijs van iets * De uitgaven * De kosten van levensonderhoud
het aandeel
Hij kocht aandelen van verschillende bedrijven.
Een eigendomsbewijs * Een stuk van een bedrijf * Een aandeelcertificaat
het bedrag
Het bedrag dat je moet betalen is 50 euro.
Een geldsom * Een totaal * Een financiële waarde
het ongeval
Het ongeval gebeurde op de snelweg.
Een ongeluk * Een incident * Een onvoorziene gebeurtenis
het verlies
Het verlies van zijn baan was een grote tegenslag.
Een negatieve uitkomst * Een verliespost * Een financiële tegenslag
de lening
Hij heeft een lening afgesloten om een huis te kopen.
Een geleend bedrag * Een krediet * Een leningsovereenkomst
de maatschappij
Onze maatschappij verandert voortdurend.
Een samenleving * Een gemeenschap * Een sociale structuur
de rekening
Ik moet mijn rekening betalen voordat de vervaldatum.
Een bankrekening * Een factuur * Een financiële balans
de samenleving
De samenleving moet samenwerken om problemen op te lossen.
Een gemeenschap * Een maatschappij * Een sociale groep
de schade
De schade aan het huis was aanzienlijk.
Een beschadiging * Een verlies * Een schadevergoeding
de schuld
Hij heeft een grote schuld bij de bank.
Een financiële verplichting * Een schuldpost * Een schuldgevoel
de winst
Het bedrijf maakte dit jaar veel winst.
Een positieve uitkomst * Een winstgevendheid * Een financiële opbrengst
bezig zijn (met iets)
Hij is bezig met het voorbereiden van zijn presentatie.
Actief zijn * Bezig zijn met een taak * In de weer zijn
een rekening openen
Je kunt een rekening openen bij elke bank.
Een bankrekening starten * Een nieuwe rekening aanmaken * Een rekening openen bij een bank