Deel 7 - Woordenschat (Definities) Flashcards
(27 cards)
de acteur
Een persoon die een rol speelt in een film of toneelstuk * Iemand die acteert * Toneelspeler
de gedachte
Wat je denkt * Idee * Overweging
de scheidsrechter
Iemand die een wedstrijd leidt * Arbiter * Wedstrijdleider
de serie
Reeks * Opeenvolging * Televisieprogramma
de speler
Iemand die een spel speelt * Deelnemer * Teamlid
de supporter
Fan * Aanhanger * Iemand die een team steunt
de wedstrijd
Competitie * Strijd * Toernooi
het applaus
Handgeklap * Lofbetuiging * Bijval
het doel
Eindpunt * Doelstelling * Wat je wilt bereiken
het hoofdstuk
Afdeling van een boek * Deel * Sectie
het instrument
Gereedschap * Hulpmiddel * Muziekapparaat
het niveau
Peil * Hoogte * Rang
het onderwerp
Thema * Onderwerp van gesprek * Wat besproken wordt
het podium
Verhoogd platform * Toneel * Plaats voor optredens
het publiek
Toeschouwers * Mensen die kijken * Auditorium
het toneelstuk
Theaterstuk * Drama * Opvoering
bereiken
Ergens aankomen * Iets halen * Doel bereiken
boeiend
Interessant * Fascinerend * Aantrekkelijk
hevig
Intens * Sterk * Krachtig
individueel
Persoonlijk * Op zichzelf staand * Apart
luid
Hard * Krachtig * Met veel geluid
in de rij staan
Wachten in een rij * In een wachtrij staan * Achter elkaar staan
moeite doen
Inspanning leveren * Zich inspannen * Zich inzetten
om de beurt
Afwisselend * Om en om * In volgorde