Deel 9 - Woordenschat (Definities) Flashcards
(30 cards)
de/het heimwee
Ik heb heimwee naar mijn thuisland.
Sterk verlangen naar huis * Gevoel van gemis * Emotionele toestand
de leugen
Hij vertelde een leugen om de waarheid te verbergen.
Onwaarheid * Bedrog * Misleiding
de opvoeding
Een goede opvoeding is belangrijk voor kinderen.
Proces van grootbrengen * Educatie * Vorming
de partner
Mijn partner en ik gaan samen op vakantie.
Medelevensgenoot * Echtgenoot * Zakenpartner
de seks
Seks is een belangrijk onderdeel van een relatie.
Geslachtsgemeenschap * Intimiteit * Fysieke relatie
de vriendschap
Onze vriendschap is heel waardevol voor mij.
Band tussen mensen * Genegenheid * Vertrouwen
de waarheid
De waarheid spreken is altijd het beste.
Feitelijkheid * Werkelijkheid * Eerlijkheid
het berichtje
Ik stuurde een berichtje naar mijn vriend.
Korte boodschap * Mededeling * Notitie
het geheim
Ze vertelde me haar grootste geheim.
Verborgen informatie * Mysterie * Privézaak
het geluid
Het geluid van de zee is heel rustgevend.
Auditieve waarneming * Klank * Toon
het gevoel
Ik heb een goed gevoel over deze beslissing.
Emotie * Sensatie * Bewustzijn
het karakter
Hij heeft een sterk karakter.
Eigenschap * Persoonlijkheid * Aard
het lief
Mijn lief is heel zorgzaam.
Geliefde * Partner * Vriend
het respect
Respect is belangrijk in elke relatie.
Eerbied * Waardering * Achting
spreken
De waarheid spreken is altijd het beste.
Communiceren * Praten * Uitdrukken
aanvaarden
Hij moest de realiteit aanvaarden.
Accepteren * Erkennen * Goedkeuren
daten
Ze zijn al een tijdje aan het daten.
Uitgaan * Romantische afspraak * Ontmoeten
knuffelen
Ze gaf me een warme knuffel.
Omarmen * Knuffel geven * Liefkozen
kussen
Ze kusten elkaar onder de sterren.
Zoenen * Liefkozen * Kus geven
steunen
Ik zal je altijd steunen, wat er ook gebeurt.
Ondersteunen * Helpen * Bijstaan
verrassen
Hij verraste haar met een cadeau.
Overrompelen * Verbazen * Verbluffen
eenzaam
Ze voelde zich eenzaam in de grote stad.
Alleen * Geïsoleerd * Verlaten
ideaal
Dit huis is ideaal voor ons gezin.
Perfect * Optimaal * Gewenst
toevallig
We kwamen elkaar toevallig tegen in de winkel.
Onverwacht * Onvoorzien * Bij toeval