Delftse 20 Flashcards

(30 cards)

1
Q

Hoi Eva. Ben je vanavond vrij? Er … (a nice film is showing/turns/ gösterimde). Heb je zin om mee te gaan?
- Ja, gezellig.

A

Er draait een leuke film.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoi Eva. Ben je vanavond vrij? Er draait een leuke film. … (Would you like to going with me)?
- Ja, gezellig.

A

Heb je zin om mee te gaan?

Onregelmatig werkwoord: MEE-gaan
ik ga mee (… ik meega)
jij/u gaat mee (… jij meegaat)
hij/zij gaat mee (… hij meegaat)
wij/zij/jullie gaan mee (… wij meegaan)
ik/jij/u/hij/zij ging mee (… ik meeging)
wij/zij/jullie gingen mee (… wij meegingen)
hij is meegegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

… (How is that movie called)?

Uh, even in de krant kijken. De titel is: Millennium.

A

Hoe heet die film?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… (It is about) een jongen die via zijn computer duizend (1000) jaar teruggaat in de tijd.

A

Hij gaat over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hij gaat over een jongen die via zijn computer … (a thousand years go back in time).

A

duizend jaar teruggaat in de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

… (The early or late show)?

A

De vroege of de late voorstelling?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

… (Let’s take the late). Dan kunnen we eerst nog ergens samen eten.

A

Laten we de late nemen

Onregelmatig werkwoord: NE-men
ik neem
jij/u neemt
hij/zij neemt
wij/zij/jullie nemen
ik/jij/u/hij/zij nam
wij/zij/jullie namen
hij heeft genomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

… (Do you remember) dat restaurant van de vorige keer waar we zo lekker hebben gegeten?

A

Herinner je je

Onregelmatig werkwoord: E-ten
ik eet
jij/u eet
hij/zij eet
wij/zij/jullie eten
ik/jij/u/hij/zij at
wij/zij/jullie aten
hij heeft gegeten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ben je … (by any chance/misschien) jarig?

Nee hoor. Ik vind het gewoon leuk om met jou uit te gaan.

A

soms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

… (I just like it) met jou uit te gaan.

A

Ik vind het gewoon leuk om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik vind het gewoon leuk om … (go out with you).

A

met jou uit te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik kom je … (around six) halen. Tot straks.

A

rond zessen

eenen
tweeën
drieën
vieren
vijven
zessen
zevenen
achten
negenen
tienen
elven
twaalven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

… rond zessen … (I’ve come to get you).

Tot straks.

A

Ik kom je … halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Goedenavond. We willen graag eten. Hebt u plaats voor ons, … (if possible by the window).

A

als het kan bij het raam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Daar hebben we … (last time) ook gezeten.

A

verleden keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Daar hebben we verleden keer ook … (seated).

A

gezeten

Onregelmatig werkwoord: ZIT-ten
ik zit
jij/u zit
hij/zij zit
wij/zij/jullie zitten
ik/jij/u/hij/zij zat
wij/zij/jullie zaten
hij heeft gezeten
17
Q

… (With how many people) bent u?

Met z’n tweeën.

A

Met hoeveel personen

18
Q

… (If you just wait ), komt er een tafel vrij bij het raam.
Dat is goed.

A

Als u even wacht

19
Q

Als u even wacht, … (a table is released) bij het raam.

Dat is goed.

A

komt er een tafel vrij

20
Q

Terwijl we wachten, … (we look at the menu).

A

bekijken we de kaart

21
Q

(Even later…)

- Uw tafel is klaar. U kunt … (take place).

A

plaats nemen.

22
Q

… (Have you already made your choice)?

A

Hebt u uw keuze al gemaakt?

23
Q

Ja, we willen graag … (start with) Franse uiensoep.

A

beginnen met

Onregelmatig werkwoord: be-GIN-nen
ik begin
jij/u begint
hij/zij begint
wij/zij/jullie beginnen
ik/jij/u/hij/zij begon
wij/zij/jullie begonnen
hij is begonnen
24
Q

Daarna … (as main course) voor haar de vis.

A

als hoofdgerecht

het hoofdgerecht

25
Ik ... (give preference to) vlees.
geef de voorkeur aan ``` Onregelmatig werkwoord: GE-ven ik geef jij/u geeft hij/zij geeft wij/zij/jullie geven ik/jij/u/hij/zij gaf wij/zij/jullie gaven hij heeft gegeven ```
26
Geeft u mij maar ... (this dish).
deze schotel de schotel:the dish, yemek
27
Wat wilt u drinken? | Voor haar een glas witte wijn bij de vis. Voor mij een glas bier. Licht bier graag, ... (not that heavy).
niet van dat zware
28
... (And bring you even a bottle of water.).
En brengt u ook maar een fles water.
29
... (Could you bring the bill).
Kunt u de rekening brengen
30
... (What was it about)?
Waar ging die over?