Delftse 16 Flashcards

(42 cards)

1
Q

Goedemiddag, … (return ticket/ gidiş dönüş bilets) Rotterdam alstublieft, tweede klas, met korting.

A

een retourtje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

… (Can you tell me) hoe laat de trein vertrekt?

- Drie minuten over twee.

A

Kunt u mij zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kunt u mij zeggen … (what time the train leaves)?

- Drie minuten over twee.

A

hoe laat de trein vertrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… (From which platform ) de trein vertrekt?
- Spoor 7A. Als u snel bent, haalt u de trein nog.
Dank u wel voor de informatie.

A

Van welk perron

het perron: platform, peron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Van welk perron de trein vertrekt?
- Spoor 7A. Als u snel bent, … (still catch the train).
Dank u wel voor de informatie.

A

haalt u de trein nog

het spoor: platform (track), peron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meneer, … (can you help me)? Hoe werkt zo’n automaat?

A

kunt u mij even helpen

Onregelmatig werkwoord: hel-pen
ik help
jij/u helpt
hij/zij helpt
wij/zij/jullie helpen
ik/jij/u/hij/zij hielp
wij/zij/jullie hielpen
hij heeft geholpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Meneer, kunt u mij even helpen? … (How does such a vending machine work)?

A

Hoe werkt zo’n automaat?

de automaat: the vending machine, otomat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • … (Where do you want to go)?

Naar Den Haag.

A

Waar wilt u heen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nou, hier … (you see a list of ) alle stations. Achter Den Haag staat 2500.

A

ziet u een lijst met

Onregelmatig werkwoord: zien
ik zie
jij/u ziet
hij/zij ziet
wij/zij/jullie zien
ik/jij/u/hij/zij zag
wij/zij/jullie zagen
hij heeft gezien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

U … (press, nasmaak, tuşlamak) 2 - 5 - o - o. Kijk, nu verschijnt Den Haag in het venster.

A

drukt op

Regelmatig werkwoord: op’druk-ken
ik druk op (… ik opdruk)
jij/u drukt op (… jij opdrukt)
hij/zij drukt op (… hij opdrukt)
wij/zij/jullie drukken op (… wij opdrukken)
ik/jij/u/hij/zij drukte op (… ik opdrukte)
wij/zij/jullie drukten op (… wij opdrukten)
hij heeft opgedrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

U drukt op 2 - 5 - o - o. Kijk, nu verschijnt Den Haag … (in the window, ekranda).

A

in het venster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

U drukt op 2 - 5 - o - o. Kijk, … (now appears) Den Haag in het venster.

A

nu verschijnt

Onregelmatig werkwoord: ver-SCHIJ-nen
ik verschijn
jij/u verschijnt
hij/zij verschijnt
wij/zij/jullie verschijnen
ik/jij/u/hij/zij verscheen
wij/zij/jullie verschenen
hij is verschenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dan drukt u op ‘tweede klas’, vervolgens op ‘… (only valid today)’.

A

alleen vandaag geldig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dan drukt u op ‘tweede klas’, … (then on, afterwards) ‘alleen vandaag geldig’.

A

vervolgens op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

… (Finally) drukt u op ‘met korting’ of ‘zonder korting’.

A

Tenslotte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

… (How do you pay), contant of met een pinpas?

Met m’n pinpas.

A

Hoe betaalt u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe betaalt u, … (cash or with a debit card)?

Met m’n pinpas.

A

contant of met een pinpas
contact:nakit
de pinpas: banka kartı

18
Q

Kijk hier staat … (the amount). U drukt op ‘ja’ als het bedrag juist is.

19
Q

Kijk hier staat het bedrag. U drukt op ‘ja’ … (if the amount is correct.).

A

als het bedrag juist is

20
Q

Fijn, dank u wel … (for your help).

A

voor uw hulp

de hulp:the help

21
Q

… (A ticket for the train) koop je op het station, meestal bij de automaat, soms bij het loket.

A

Een kaartje voor de trein

22
Q

Een kaartje voor de trein koop je op het station, meestal … (at the vending machine), soms bij het loket.

A

bij de automaat

23
Q

Een kaartje voor de trein … (buy at the station), meestal bij de automaat, soms bij het loket.

A

koop je op het station

24
Q

Een kaartje voor de trein koop je op het station, meestal bij de automaat, soms … (at the counter, ticket office, gişeden).

A

bij het loket

25
In de toekomst ... (probably disappears) het loket.
verdwijnt waarschijnlijk waarschijnlijk:probably, belki ``` Onregelmatig werkwoord: ver-DWIN-nen: disappear, ik verdwijn jij/u verdwijnt hij/zij verdwijnt wij/zij/jullie verdwijnen ik/jij/u/hij/zij verdween wij/zij/jullie verdwenen hij is verdwenen ``` vb: de pijn is verdwenen synoniem: overgaan tegenstelling: blijven
26
... (In each case, her durumda) op een klein station.
In elk geval | het geval: the case
27
Een kaartje ... (you can also buy on the train.).
kun je ook in de trein kopen.
28
Dan betaal je ... (quite an amount extra.).
wel een flink bedrag extra. | flink:quite a lot
29
... (With a discount hours card) krijg je 40 procent (%) korting.
Met een voordeel-uren-kaart | de voordeel-uren-kaart
30
Maar die ... (valid) door de week alleen na negen uur 's ochtends.
geldt ``` Onregelmatig werkwoord: GEL-den ik geld jij/u geldt hij/zij geldt wij/zij/jullie gelden ik/jij/u/hij/zij gold wij/zij/jullie golden hij heeft gegolden ```
31
Maar die geldt ... (during the week, hafta içinde) alleen na negen uur 's ochtends.
door de week
32
... (During the weekend) is de kaart de hele dag geldig.
Gedurende het weekend
33
... (A strip (zone) ticket) voor de bus of de tram koop je op het station
Een strippenkaart
34
Een strippenkaart voor de bus of de tram ... (buy at the station).
koop je op het station
35
Maar ... (therefore, for that, onun için) kun je ook terecht op het postkantoor.
daarvoor
36
Maar daarvoor ... (you can also go to the post office).
kun je ook terecht op het postkantoor
37
In de bus of tram ... (you pay a piece more).
betaal je een stuk meer
38
- Hoe werkt een strippenkaart? | Je gebruikt ... ().
minstens twee strippen. minstens: at least strippen: strips, bilet üzerine damgalanan kareler
39
Dat is voor ... (the shortest distance).
de kortste afstand | de afstand: distance
40
... (The further) je reist, ... (the more) strippen je gebruikt.
Hoe verder .... hoe meer | Hoe ... hoe (ne kadar ... o kadar )
41
Er is een vaste relatie tussen afstand en ... (number of strips).
aantal strippen
42
... (There is a fixed relationship between) afstand en aantal strippen.
Er is een vaste relatie tussen