Delftse 23 (30-29 May) Flashcards

(48 cards)

1
Q

Op vrijdag 2 juli … (next ) geven wij een feest.

A

a.s. (aanstaande)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

… (Our company exists) 10 jaar.

A

Ons bedrijf bestaat

Onregelmatig werkwoord: be-STAAN
ik besta
jij/u bestaat
hij/zij bestaat
wij/zij/jullie bestaan
ik/jij/u/hij/zij bestond
wij/zij/jullie bestonden
hij heeft bestaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

… (All in all reason) genoeg voor een feest.

A

Al met al reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… (We appreciate it / We would be glad) als jullie komen.

A

We stellen het op prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

… (Just let us know) (010 - 541 32 40) of we op jullie kunnen rekenen.

A

Laat ons even weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Laat ons even weten (oio - 541 32 40)

of … (we can count on you/ sizi bekleyebiliriz, hesaba katabiliriz).

A

we op jullie kunnen rekenen.

Regelmatig werkwoord: RE-ke-nen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Morgen … (I’m going to a party) van Nederlandse vrienden.

A

ga ik naar een feest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

… (A great opportunity) om kennis te maken met Nederlanders.

A

Een mooie gelegenheid

Zelfstandig naamwoord: ge-LE-gen-heid
de gelegenheid
de gelegenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een mooie gelegenheid … (to meet Dutch people).

A

om kennis te maken met Nederlanders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

… (What exactly happens) op een Nederlands feest?

Kun je me dat vertellen?

A

Wat gebeurt er precies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er precies … (at a Dutch party)?

Kun je me dat vertellen?

A

op een Nederlands feest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er precies op een Nederlands feest?

… (Can you tell me that)?

A

Kun je me dat vertellen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kun je me dat vertellen?

- … (When you enter), ga je eerst naar de mensen die het feest hebben georganiseerd.

A

Als je binnenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kun je me dat vertellen?

- Als je binnenkomt, ga je eerst naar de mensen … (who organized the party).

A

die het feest hebben georganiseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

… (Usually you bring something for them), bijvoorbeeld bloemen, of een fles wijn, een boek of iets anders waarvan je denkt dat ze het leuk zullen vinden.

A

Meestal breng je iets voor ze mee

Onregelmatig werkwoord: MEE-bren-gen: bring with
ik breng mee (… ik meebreng)
jij/u brengt mee (… jij meebrengt)
hij/zij brengt mee (… hij meebrengt)
wij/zij/jullie brengen mee (… wij meebrengen)
ik/jij/u/hij/zij bracht mee (… ik meebracht)
wij/zij/jullie brachten mee (… wij meebrachten)
hij heeft meegebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meestal breng je iets voor ze mee, bijvoorbeeld bloemen, of een fles wijn, een boek of iets anders waarvan je denkt … (that they will like it).

A

dat ze het leuk zullen vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Meestal breng je iets voor ze mee, bijvoorbeeld bloemen, of een fles wijn, een boek of iets anders … (from what/ that you think) dat ze het leuk zullen vinden.

A

waarvan je denkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

… (If you go with friends), kun je die er ook bij betrekken. Dan geef je samen een cadeau.

A

Als je samen met vrienden gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Als je samen met vrienden gaat, kun je die er ook … (involve in). Dan geef je samen een cadeau.

A

bij betrekken

Onregelmatig werkwoord: be-TREK-ken
ik betrek
jij/u betrekt
hij/zij betrekt
wij/zij/jullie betrekken
ik/jij/u/hij/zij betrok
wij/zij/jullie betrokken
hij heeft betrokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Als je samen met vrienden gaat, kun je die er ook bij betrekken. … (Then you give a gift together).

A

Dan geef je samen een cadeau

Zelfstandig naamwoord: ca-DEAU
het cadeau
de cadeaus
het cadeautje

21
Q

… (You often meet) op een feest vrienden en kennissen die je lange tijd niet hebt ontmoet.

A

Vaak tref je

Onregelmatig werkwoord: TREF-fen :bij elkaar komen en elkaar zien
ik tref
jij/u treft
hij/zij treft
wij/zij/jullie treffen
ik/jij/u/hij/zij trof
wij/zij/jullie troffen
hij heeft getroffen

vb: jammer dat ik je niet op dat feest getroffen heb
synoniemen: ontmoeten tegenkomen samenkomen

22
Q

Vaak tref je … (at a party) vrienden en kennissen die je lange tijd niet hebt ontmoet.

23
Q

Vaak tref je op een feest … (friends and acquaintances that you have not met for a long time)

A

vrienden en kennissen die je lange tijd niet hebt ontmoet.

Zelfstandig naamwoord: KEN-nis
de kennis
de kennissen

24
Q

… (That produces ) heel wat stof … voor een gesprek: ‘Wat doe je tegenwoordig? ‘Hoe gaat het met je studie?’ ‘Hoe is het met de kinderen?’ en meer van zulke onderwerpen.

A

Dat levert … op

Regelmatig werkwoord: OP-le-ve-ren :resultaat of voordeel hebben, to provide, to produce

25
Dat levert ... (a lot of material) op voor een gesprek: 'Wat doe je tegenwoordig? 'Hoe gaat het met je studie?' 'Hoe is het met de kinderen?' en meer van zulke onderwerpen.
heel wat stof de stof: material, konuşma onusu
26
Dat levert heel wat stof op ... (for a conversation): 'Wat doe je tegenwoordig? 'Hoe gaat het met je studie?' 'Hoe is het met de kinderen?' en meer van zulke onderwerpen.
voor een gesprek
27
Dat levert heel wat stof op voor een gesprek: 'Wat doe je tegenwoordig? 'Hoe gaat het met je studie?' 'Hoe is het met de kinderen?' en ... (more such topics).
meer van zulke onderwerpen Zelfstandig naamwoord: on-der-werp: subject (özne, konu) het onderwerp de onderwerpen vb: Het onderwerp van de film was discriminatie vb: in de zin 'Jan slaat de hond' is 'Jan' het onderwerp
28
Je kunt wat drinken en eten. ... (Music is also often played) en sommige mensen gaan dansen.
Vaak wordt er ook muziek gedraaid
29
... (So this creates ) een gezellige sfeer.
Zo ontstaat er ``` Onregelmatig werkwoord: ont-STAAN : oluşmak / beginnen te zijn het ontstaat zij ontstaan het ontstond zij ontstonden het is ontstaan ```
30
Zo ontstaat er ... (a cozy atmosphere).
een gezellige sfeer
31
Soms viert ... (whole the Netherlands) feest. Dat gebeurt op een nationale feestdag, bijvoorbeeld op Koningsdag: 27 april.
heel Nederland
32
Soms viert heel Nederland feest. Dat gebeurt ... (on a national holiday), bijvoorbeeld op Koninginnedag: 30 april.
op een nationale feestdag
33
En ... (on May 5 we celebrate) het einde van de Tweede Wereldoorlog.
op 5 mei vieren we
34
En op 5 mei vieren we ... (the end of World War II).
het einde van de Tweede Wereldoorlog.
35
Op 4 mei zijn we om 8 uur 's avonds ... (silence for two minutes) ter herinnering aan de slachtoffers van die oorlog.
twee minuten stil
36
Op 4 mei zijn we om 8 uur 's avonds twee minuten stil ... (in memory of/ in remembrance of) de slachtoffers van die oorlog.
ter herinnering aan
37
Op 4 mei zijn we om 8 uur 's avonds twee minuten stil ter herinnering aan ... (the victims of that war).
de slachtoffers van die oorlog
38
... (Our thoughts) zijn dan bij de doden die toen zijn gevallen, niet alleen de soldaten, maar ook de burgers.
Onze gedachten
39
Onze gedachten zijn dan bij ... (the deaths ) die toen zijn gevallen, niet alleen de soldaten, maar ook de burgers.
de doden
40
Onze gedachten zijn dan bij de doden die toen zijn gevallen, ... (not only) de soldaten, ... (but also) de burgers.
niet alleen ... maar ook
41
Onze gedachten zijn dan bij de doden die toen zijn gevallen, ... (not only the soldiers, but also the civilians.).
niet alleen de soldaten, maar ook de burgers.
42
'Sinterklaas' is weer ... (a real holiday).
een echte feestdag
43
... (We celebrate that festival) elk jaar op 5 december
We vieren dat feest
44
We vieren dat feest ... (every year on December 5).
elk jaar op 5 december
45
Op zijn witte paard brengt Sinterklaas ('... (Saint Nicolas/ Azis Nicolas) ') cadeautjes voor de kinderen.
de heilige Nicolaas
46
Verder kennen we een aantal ... (Christian holiday).
christelijke feestdag
47
De belangrijkste is Kerstmis op 25 december. Dat wordt ... (in a wide circle / geniş bir çevrede, zümrede ) gevierd.
in brede kring
48
Tussen Kerstmis en Nieuwjaar (1 januari) ... (many people take a few days off). Soms gaan ze dan een week weg, bijvoorbeeld op wintersport.
nemen veel mensen een paar vrije dagen.