Delftse 15 Flashcards

(45 cards)

1
Q

Wat heb je … (the last weekend) gedaan?

A

het afgelopen weekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

… (What have you) het afgelopen weekend … (done)?

A

Wat heb je …. gedaan?

Onregelmatig werkwoord: doen
ik doe
jij/u doet
hij/zij doet
wij/zij/jullie doen
ik/jij/u/hij/zij deed
wij/zij/jullie deden
hij heeft gedaan
de/het/een gedane ....
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

… (I had a busy weekend.).

A

Ik heb een druk weekend gehad.

Onregelmatig werkwoord: hebben
ik heb
jij/u hebt
hij/zij heeft
wij/zij/jullie hebben
ik/jij/u/hij/zij had
wij/zij/jullie hadden
hij heeft gehad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eerst … (I did my shopping at the market).

A

heb ik boodschappen gedaan op de markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

… (I have bought vegetables, fish and fruit).

A

Ik heb groenten, vis en fruit gekocht.

Onregelmatig werkwoord: ko-pen
ik koop
jij/u koopt
hij/zij koopt
wij/zij/jullie kopen
ik/jij/u/hij/zij kocht
wij/zij/jullie kochten
hij heeft gekocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

… (On the way home) heb ik ergens midden op straat

bloemen gekocht voor een vriendin.

A

Op weg naar huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op weg naar huis heb ik … (somewhere in the middle of the street) bloemen gekocht voor een vriendin.

A

ergens midden op straat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik was van plan … (to visit you).

A

bij je langs te gaan

Onregelmatig werkwoord: gaan
ik ga
jij/u gaat
hij/zij gaat
wij/zij/jullie gaan
ik/jij/u/hij/zij ging
wij/zij/jullie gingen
hij is gegaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

… (I was planning to) bij je langs te gaan

A

Ik was van plan

Onregelmatig werkwoord: zijn
ik ben
jij/u bent
hij/zij is
wij/zij/jullie zijn
ik/jij/u/hij/zij was
wij/zij/jullie waren
hij is geweest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

… (I have called), maar je bleek niet thuis.

A

Ik heb gebeld

Regelmatig werkwoord: bel-len
ik bel
jij/u belt
hij/zij belt
wij/zij/jullie bellen
ik/jij/u/hij/zij belde
wij/zij/jullie belden
hij heeft gebeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik was bij die vriendin … (to visit) .

A

op bezoek

het bezoek: visit
bezoeken: to visit

Onregelmatig werkwoord: be-zoe-ken
ik bezoek
jij/u bezoekt
hij/zij bezoekt
wij/zij/jullie bezoeken
ik/jij/u/hij/zij bezocht
wij/zij/jullie bezochten
hij heeft bezocht
de/het/een bezocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ze is … (just returned) van vakantie.

A

net terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar … (Where did she go?)?

-Naar Egypte

A

is ze naartoe geweest?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

… (Coinsidentally, tesadüfen) ben ik daar ook pas geweest.

A

Toevallig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Toevallig … (I have also just been there).

A

ben ik daar ook pas geweest

pas (=net): just

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Jullie hebben … (undoubtedly, mutlaka) de hele avond over de vakantie gepraat.

A

vast en zeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Jullie hebben vast en zeker de hele avond … (talked about the vacation).

A

over de vakantie gepraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ja, we hebben elkaar … (all about our experiences) verteld.

A

uitgebreid over onze ervaringen

uitgebreid: all about, ayrıntılı
ervaring: experience

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ja, we … uitgebreid over onze ervaringen … (have told each other ).

A

hebben elkaar … verteld

20
Q

… (A nice subject) van gesprek.

A

Een leuk onderwerp

het onderwerp: subject, konu

21
Q

Een leuk onderwerp … (for discussion).

A

van gesprek

het gesprek: discussion, tartışma, konuşma

22
Q

We hebben ook foto’s … (seen) die zij tijdens haar reis heeft gemaakt.

A

bekeken

Onregelmatig werkwoord: be-kij-ken
ik bekijk
jij/u bekijkt
hij/zij bekijkt
wij/zij/jullie bekijken
ik/jij/u/hij/zij bekeek
wij/zij/jullie bekeken
hij heeft bekeken
de/het/een bekeken .
23
Q

We hebben ook foto’s bekeken die zij … (during her journey) heeft gemaakt.

A

tijdens haar reis

24
Q

En ik heb mijn foto’s … (shown).

25
Hebben jullie niet ... (the same journey) gemaakt.
dezelfde reis
26
Nee, ... (she traveled alone), ik was met een groep
zij reisde alleen ``` Regelmatig werkwoord: reizen ik reis jij/u reist hij/zij reist wij/zij/jullie reizen ik/jij/u/hij/zij reisde wij/zij/jullie reisden hij heeft gereisd ```
27
Nee, zij reisde alleen, ... (I was with a group).
ik was met een groep
28
Dan ben je een stuk ... (less free).
minder vrij
29
Dan ben je ... (a lot, biraz daha) minder vrij.
een stuk
30
... (But it seems) de beste manier te zijn om veel te zien.
Maar het schijnt But it seems to be the best way to see a lot.
31
Maar het schijnt ... (the best way) te zijn om veel te zien.
de beste manier | de manier: the way
32
Maar het schijnt de beste manier te zijn ... (to see a lot)
om veel te zien.
33
We hadden ... (a full program).
een vol programma ``` het programma: the programme Onregelmatig werkwoord: hebben ik heb jij/u hebt hij/zij heeft wij/zij/jullie hebben ik/jij/u/hij/zij had wij/zij/jullie hadden hij heeft gehad ```
34
Ik heb hier wat foto's ... (of the whole group).
van de hele groep
35
Kijk, die vrouw in het midden had ... (in charge, rehberlik).
de leiding
36
Achter ons staat ... (a building) ... hoe noemen ze dat ook al weer?
een gebouw | het gebouw: the building
37
Hoe noemen ze dat ook al weer? ... (I forget it each time), ik kan de naam niet onthouden.
Ik vergeet het telkens | telkens: each time, hep
38
Maar ... (an interesting country), hoor.
een interessant land | hoor:ani, you know
39
Het heeft ... (big impression) op mij gemaakt.
grote indruk
40
Het heeft grote indruk ... (made on me).
op mij gemaakt
41
Het was ... (worth the effort, zahmete değer). Ben jij er ooit geweest?
de moeite waard
42
Het was de moeite waard. ... (Have you ever been there?)?
Ben jij er ooit geweest?
43
Wij gaan meestal naar China. ... ( My wife comes from there).
Daar komt mijn vrouw vandaan.
44
Maar daarover vertel ik ... (another time more.).
een andere keer wel meer.
45
Maar ... (I will tell you about that) een andere keer wel meer.
daarover vertel ik