Delftse 10 Flashcards

(51 cards)

1
Q

Hoe laat … (will the shop close) ?

A

gaan de winkels dicht

Hoe laat gaan de winkels dicht?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer gaat u … (to holiday)?

A

met vakantie

Wanneer gaat u met vakantie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe laat …. ? (When do you get up?)

A

Hoe laat bent u opgestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… (This kind of question) stellen we vaak.

A

Dit soort vragen
het soort:kind
Dit soort vragen stellen we vaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dit soort vragen … (ask we often).

A

stellen we vaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

We willen kennelijk graag weten … ( when somethings happens) of hoe lang iets duurt.

A

wanneer iets gebeurt

gebeuren: to happen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

We willen kennelijk graag weten wanneer iets gebeurt

of … ( how long will something lasts)

A

hoe lang iets duurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

We willen … (apperently like to know) wanneer iets gebeurt of hoe lang iets duurt.

A

kennelijk graag weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

…. ( Bundan anlaşılıyor ki, From this shows that) tijd een heel belangrijk element is in ons leven.

A

Hieruit blijkt dat
blijken: to appear, to show
het element: aspect, unsur, öğe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

…. (We divide) om die reden de tijd in bepaalde stukken: jaren, maanden, weken, dagen en minuten.

A

We verdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

We verdelen …. ( for that reason) de tijd in bepaalde stukken: jaren, maanden, weken, dagen en minuten.

A

om die reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

We verdelen om die reden de tijd …. (in certain segments): jaren, maanden, weken, dagen en minuten.

A

in bepaalde stukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zo … (consist of a year) twaalf maanden en een maand uit ongeveer vier weken

A

bestaat een jaar uit

bestaat … uit: consist of

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zo bestaat een jaar uit twaalf maanden en een maand uit … (about, approximately) vier weken.

A

ongeveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

… (What kind of) seizoenen kent Nederland?

A

Wat voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wij … ( divide the year in four periods from three months) : de lente, de zomer, de herfst en de winter.

A

We verdelen het jaar in vier perioden van drie maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Maar …. (what do they mean by) ‘voorjaar’ en ‘najaar’?

A

wat bedoelt men dan met

bedoelt met: mean by

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

… (Instead of) ‘lente’ zeggen we ook wel ‘voorjaar’.

A

In plaats van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

En in plaats van ‘herfst’ … (we also use) het woord ‘najaar’.

A

gebruiken we ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

… (It gets) vooral in oktober en november wat koud

A

Het wordt
Het wordt vooral in oktober en november wat koud
It gets a bit cold, especially in October and November

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het wordt … ( especially) in oktober en november wat koud

22
Q

… (The days are getting shorter).

A

De dagen worden korter.

23
Q

…. (It gets dark early), rond vijf uur.

A

Het wordt vroeg donker

24
Q

En ‘s morgens wordt het … ( only after eight o’clock light again)

A

pas na acht uur weer licht

25
... (Nature changes), de bladeren vallen van de bomen.
De natuur verandert
26
De natuur verandert, ... (the leaves fall from the trees.)
de bladeren vallen van de bomen | vallen van: fall from
27
Maar in de lente worden de bomen weer groen, ... (when it really gets a bit warmer)
als het echt wat warmer wordt
28
.... (That happens in April).
Dat gebeurt in april.
29
Wanneer werkt u ... (actually)?
eigenlijk
30
... (I work on five days of the week): maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag.
Ik werk op vijf dagen van de week
31
... (In principle) begin ik 's ochtends om half negen.
In principe
32
Tussen half een en half twee ... (I have off time)
heb ik vrij
33
's Middags ... (I usually work until half past five)
werk ik meestal tot half zes
34
... (After that), dus 's avonds, ben ik natuurlijk ook vrij.
Daarna | After that, so in the evening, of course I am also free.
35
Daarna, dus 's avonds, ... (of course I am also free).
ben ik natuurlijk ook vrij.
36
... (Do you ever have to) op reis voor uw werk?
Moet u wel eens Moet u wel eens op reis voor uw werk? (Do you ever have to travel for your work?)
37
O ja, ... (quite often).
vrij vaak | vrij:quite
38
... (Last week) ben ik naar Londen geweest en ... (next week) vlieg ik naar Parijs.
Vorige week: last week | Volgende week: next week
39
... ( My present job, şimdiki işim ) is erg druk.
Mijn huidige baan de baan:job druk:busy
40
... (Yesterday I was) in Amsterdam en ... ( tomorrow I am) in Rotterdam.
Gisteren was ik | morgen ben ik
41
's Woensdags ben ik ... (almost all time) op de zaak voor overleg met onze directeur of voor een vergadering.
bijna altijd: neredeyse her zaman
42
's Woensdags ben ik bijna altijd ... (at the office) voor overleg met onze directeur of voor een vergadering.
op de zaak
43
's Woensdags ben ik bijna altijd op de zaak ... (for consultation with) onze directeur of voor een vergadering.
voor overleg met het overleg: deliberation, consultation, iş görüşmesi de directeur -> onze directeur
44
's Woensdags ben ik bijna altijd op de zaak voor overleg met onze directeur of ... (for a meeting).
voor een vergadering
45
Waar is die zaak van u? | Die is ... (nearby). ... (Our office) ligt midden in de stad, maar in een rustige straat.
dichtbij Ons kantoor het kantoor: office
46
Je hoort er ... (hardly noise from outside)
nauwelijks geluid van buiten | het geluid: noise
47
We hebben geen ... ( trouble with) het verkeer.
last van | het verkeer: the traffic
48
Vroeger werkte zij, ... ( just like me), de hele dag.
net als ik | net als:just like
49
... ( Previously she worked), net als ik, de hele dag.
Vroeger werkte zij | hele dagen: whole days
50
... (Nowadays she works) halve dagen.
Tegenwoordig werkt zij | halve dagen: half days
51
... (In the future), wanneer de kinderen naar school gaan, gaat ze misschien weer hele dagen werken.
In de toekomst