H15 - neurocognitieve stoornissen Flashcards

(14 cards)

1
Q

deliver of delirium

A

binnen enkele uren tot dagen optreden verminderd bewustzijn, een verminderd besef van de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sundowning effect

A

de symptomen van deler nemen vooral naar de avond toe en nemen tijdens de nacht toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ADL

A

“activeties of daily living”
= activiteiten zoals zich alleen wassen, kleden, naar het toilet gaan, zich in huis verplaatsen en zich voeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

IADL

A

“Instrumental activities of daily living”
= activiteiten zoals zelfstandig de telefoon hanteren, boodschappen doen, het eten bereiden, het huishouden afhandelen, geld hanteren en financiële zaken regelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Capgras- of dubbelgangersyndroom

A

patiënt heeft de waan dat voor hem bekende personen (partner, familieleden) vervangen zijn door dubbelgangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fregoli-syndroom

A

patiënt is ervan overtuigd dat er één bedrieger is, die zich voordoet als verschillende voor de patiënt bekende mensen, door telkens zijn uiterlijk aan te passen of een vermomming te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Spiegelteken

A

mensen herkennen zichzelf niet in de spiegel, ze denken een vreemde te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Apathie

A

= verlies van motivatie, waarbij patiënten minder doelgericht gedrag stellen, minder inspanningen leveren bij activiteiten en meer afhankelijk worden van derden en structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wet van Ribot

A

oudste herinneringen blijven het langst bewaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hypokinesie

A

= nauwelijks bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

rigiditeit

A

het verstijven van de spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lewy-lichaampjes

A

= abnormale eiwitverdikkingen in hersencellen, die dopamine- en acetylcholinereproductie verstoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

remslaap-gedragsstoornis

A

=> spieren zijn niet verslapt, het lijkt alsof je je droom uitvoert (bv: praten of schreeuwen, stampen, slaan, wandelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hyperoraliteit

A

veel eten en veranderde eetgewoonten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly