H3 - Psychose Flashcards

(49 cards)

1
Q

Psychose

A

= toestand waarbij iemand het contact met de realiteit verliest - verband tussen wat iemand ervaart en de omgeving raakt zoek - psychisch functioneren (denken, voelen, waarnemen, handelen, plannen, impulscontrole) verbrokkelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanen

A

= onjuiste niet-corrigeerbare overtuigingen met een subjectieve zekerheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bizarre wanen

A

= wanen die onmogelijk waar kunnen zijn, hebben niet te maken met dagelijkse ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Niet-bizarre wanen

A

= wanen over situaties die in het echte leven kunnen voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Paranoïde wanen

A

= achtervolgingswanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Betrekkingswanen

A

= overtuiging dat een toevallige gebeurtenis op zichzelf betrekking heeft

bv: Je gelooft dat een nieuwslezer geheime boodschappen speciaal voor jou uitzendt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beïnvloedingswanen

A

= overtuiging onder invloed te staan van een vreemde macht, de overtuiging dat de eigen wil overgenomen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ondergangswanen

A

verkoepelende term voor wanen waarbij iemand gelooft dat hijzelf, anderen of de wereld vergaat, dood is of ophoudt te bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nihilistische wanen

A

= type van ondergangswanen
= de overtuiging dat delen van het lichaam ontbreken of niet meer functioneren, tot de opvatting al dood te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Grootheidswanen

A

= megalomanie
= de waan over bijzondere eigenschappen te bezitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Partitiewaan

A

= vaste structuren zijn permeabel, mensen, voorwerpen of stralen kunnen door muren of plafonds binnenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

thought broadcasting

A

= denken dat je gedachten worden uitgezonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

thought withdrawal

A

patiënten denken dat anderen gedachten uit hun hoofd kunnen wegnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

thought insertion

A

patiënten denken dat anderen gedachten in hun hoofd kunnen inbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

egosyntoon

A

= ik-eigen
= klachten voelen meer al behorend bij de persoon
= klachten worden NIET storen ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

egodystoon

A

= ik-vreemd
= klachten behoren niet tot de persoon
= klachten zijn storend en ongewenst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Differentiaaldiagnose

A

= het afwegen van meerdere mogelijke verklaringen voor iemands klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Obsessies

A

= terugkerende gedachten die als opgedrongen of ongewild ervaren worden
=> egodystoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Overwaardige ideeën

A

= ideeën of opvattingen waaraan de persoon overdreven veel waarde hecht (egosyntoon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Magisch denken

A

overtuiging dat bepaalde gedachten of handelingen bepaalde gebeurtenissen veroorzaken of verhinderen

21
Q

Incoherentie

A

= samenhangt en logica in het denken geraakt zoek

22
Q

Overinclusief denken

A

= voortdurend irrelevantie gedachteassociaties

23
Q

hypomanie

A

= gedachtestroom die meestal nog wel gecontroleerd worden

24
Q

hallucinaties

A

zintuigelijke waarneming met hetzelfde realiteitskarakter als een echte waarneming, maar zonder externe stimulus (bron) voor het betreffende sensoriële orgaan

25
Bevelshallucinaties
patiënt krijgt bevelen van een stem in zijn hoofd
26
Rouwhallucinaties
ervaren van de aanwezigheid van overleden persoon (niet perse enkel meteen na overlijden)
27
Zoöpsieën
hallucineren van dieren
28
Tactiele hallucinaties
= coenesthetische of haptische hallucinaties
29
pareidolie
= zodanige interpretatie van onduidelijke of willekeurige waarnemingen dat men hierin herkenbare dingen waarneemt
30
Metamorfopsie
= beeldmisvorming of een zintuigelijke misvorming (door oogaandoening)
31
Synesthesie
= vermenging van verschillende sensorische ervaringen zodat diverse sensorische sensaties optreden bij één sensorische prikkel (bv: kleuren proeven)
32
Alogie
patiënt spreekt weinig
33
Anhedonie
verminderde plezierbeleving tijdens: - het doen van activiteiten (consummatorisch) - anticiperend op een toekomstige activiteit (anticipatorisch)
34
Avolitie
- patiënt neemt geen initiatief om aan iets te beginnen - patiënt kan een begonnen taak niet volhouden
35
schizofrenie
ernstige, chronische stoornis die gepaard gaat met terugkerende psychotische episoden en die bij 2/3 van de betrokkenen op lange termijn belangrijke restverschijnselen nalaat
36
Kortdurende psychotische stoornis
= psychotische episode is kort (bv: een of twee dagen)
37
schizofreniforme stoornis
verschilt enkel van schizofrenie wat betreft ziekteduur ( korter dan 6 maand)
38
premorbide
de toestand of het functioneren vóór het begin van een ziekte of stoornis
39
psychomotoriek
de samenhang tussen psychische toestand en motorisch gedrag (zoals beweging, houding, spierspanning).
40
Akathisie
= een onaanhoudelijke innerlijke onrust met een drang om te bewegen, vaak met voortdurend wiebelen, opstaan of ijsberen.
41
Parkinsonisme
= een groep symptomen die lijken op de ziekte van Parkinson, zoals: tremor, spierrigiditeit en een schuifelende gang
42
Catanone symptomen
catatonie is e een bewegingsstoornis, verwijst niet echt naar schizofrenie en vaker bij bipolaire stoornissen
43
Posturing
= het langdurig aannemen van eigenaardige houdingen
44
praecox-gevoel
= het intense, vaak onmiddellijke gevoel dat een clinicus heeft dat iemand schizofrenie heeft, zonder dat dit al objectief hard te maken is met symptomen. = gebaseerd op een intuïtieve indruk van vreemd, bizar of “niet-pluis” gedrag (bv. contactstoornis, ongrijpbare communicatie).
45
blips
= brief limited intermittent psychotic symptoms = kortdurende en voorbijgaande periode van duidelijke psychotische stoornissen
46
schizoaffectieve stoornis
= aandoening die zich op de grens van 3 symptomen bevindt: schizofrenie, manie en depressie => beschreven door Jacob Kasanin
47
Waanstoornis
= een waan, al of niet bizar van inhoud, gedurende minstens een maand, zonder dat aan de criteria van schizofrenie is voldaan
48
erotomane waan
= overtuiging dat iemand anders verliefd is op de betrokkene
49
folie-à-deux
= gedeelde psychotische stoornis = iemand die in nauw contact leeft met een persoon met een waanstoornis neemt de overtuiging van deze laatste over