H17 - suïcide en suïcidaal gedrag Flashcards

(16 cards)

1
Q

suïcide of zelfdoding (TS)

A

= een handeling met een dodelijke afloop, door de overledenen geïnitieerd, in de verwachting van een potentieel dodelijke afloop, en met de bedoeling een verandering teweeg te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

NSSI

A

= niet-suïcidale zelfbeschadiging, non-suicidal self-injury
= zelfbeschadigend gedrag zonder de intentie te sterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

balanssuïcide

A

wanneer een suïcide weloverwogen is, lang op voorhand voorbereid na een zorgvuldige afweging van voor- en nadelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

entrapment

A

= het gevoel dat mensen belemmert iets anders dan suïcide als uitweg te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

presuïcidale syndroom

A

mentale toestand dat tot suïcide leidt, het is een alarmsignaal dat de mogelijkheid van zelfmoord aanduid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

constriction

A

= tunnelvisie of blikvernauwing, waarbij de persoon zich meer afsluit van de omgeving en in zijn eigen leefwereld terug trekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

motivational moderators

A

= factoren die de overgang van entrapment naar suïcidale gedachten faciliteert
* thwarted belongingness
* perceived burdensomeness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

thwarted belongingness

A

het zich niet meer met anderen verbonden voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

perceived burdensomness

A

het gevoel anderen tot last te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

volitional moderators

A

zoals impulsiviteit of toegang tot letale middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wherter-effect

A

fenomeen waarbij mediaberichtgeving over zelfdoding leidt tot een stijging van zelfmoordgevallen, vooral bij kwetsbare mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Papageno-effect

A

Als media tonen hoe mensen met moeilijke gevoelens omgingen zonder zelfmoord te plegen, kan dat beschermend werken tegen suïcide.
=> omgekeerde van Wherter-effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Proximale risicofactoren

A

= precipiterende factoren, die direct en onmiddellijk de kwetsbaarheid beïnvloeden, “warning signs”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Distale risicofactoren

A

= de onderliggende kwetsbaarheid; factoren die belangrijk zijn in het ontstaan van de kwetsbaarheid maar in een verder verleden liggen, zoals trauma in de kindertijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

protectieve factoren

A

factoren die de kans op suïcide verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Genderparadox

A

vrouwen plegen meer suïcide, mannen sterven er meer door