HC 2.9: Pijnmechanismen en pijnmedicatie Flashcards

(36 cards)

1
Q

NSAIDS = Non-Steroid Anti-Inflammatory Drugs
–> en dat zijn prostaglandine-synthetase remmers

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

in het membraan van cellen, zitten fosfolipiden. daaruit kan arachidonzuur vrijgemaakt worden.
en uiteindelijk wordt dat arachidonzuur via allerlei stappen omgezet naar Prostaglandine.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

in een gebied waar pijn receptoren zitten, kunnen die pijnreceptoren door allerlei factoren gestimuleerd worden, zoals Bradykinine en prostaglandines.
en heel vaak is er een soort synarchie. waarbij als je dus meerder van die factoren/stoffen bij elkaar hebt, dan is het niet 1+1=2, maar 1+1=4. het effect wordt dus sterker. en dan gaat de pijn gevoeligheid heel erg omhoog.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

die prostaglandines zorgen niet alleen voor pijn bij een inflammatoir proces. ze zorgen ook voor zwelling, roodheid en koorts.
en dus als je middelen slikt die op die prostaglandines ingrijpen, dan grijpt dat ook in op koorts.
–> dus zowel pijn als koorts onderdrukkend

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aspirine > 100 jaar oud

A
  • 1763: bast zilverwilg (salix alba) verlaagt koorts
  • 1829: isolatie salicine (precursor salicylzuur
  • 1898: chemische synthese acetylsalicylzuur = aspirine
    toepassing
  • lage dosis: preventie coronaire hartziekten, TIA en CVA
  • hoge dosis: analgetisch, antipyretisch en anti-inflammatoir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het enzym wat zorgt voor de productie van prostaglandines uit arachidonzuur, is het:

A
  • cyclo-oxygenase (COX)
  • dat komt op allerlei plekken in het lichaam voor, waaronder de bloedplaatjes
  • en in die bloedplaatjes vormt het een prostaglandine die we kennen als tromboxaan
  • en dat tromboxaan is belangrijk voor de plaatjes aggregatie
    –> aspirine kan dat COX remmen in de bloedplaatjes en daarmee voorkomen dat er tromboxaan gevormd wordt en dat kan dus infarcten en CVA’s voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

COX komt dus op veel plekken in het lichaam voor. er blijken daarnaast meerdere varianten van het COX te zijn, namelijk:

A
  • COX-1
  • COX-2
  • COX-1 is een constitutief enzym, hij is continu aanwezig
  • COX-1 komt voor in de maag, de darmen, de nieren en de bloedplaatjes. op die plekken hebben prostaglandines blijkbaar een belangrijke rol.
  • COX-2 is een induceerbaar enzym. die is dus niet altijd aanwezig, maar moet eerst geïnduceerd worden door een bepaalde reden/oorzaak. en dat kan dus een inflammatoir proces zijn
  • dus op die plek, waar het geïnduceerd wordt, kan dan ineens heel veel COX-2 aanwezig zijn en dus ook heel veel prostaglandines
    –> als we het dus hebben over pijn, kunnen we bij een inflammatoir proces dus misschien in hogere mate de COX-2 remmen, en het COX-1 in mindere mate remmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aspirine is vooral een COX-1 remmer. en dus is een lage dosering genoeg om alleen het COX-1 in de bloedplaatjes te remmen.

A

en hogere doseringen van aspirine zijn nodig om ook het COX-2 te kunnen remmen. en dus bij inflammatie en pijn moet je dus hoge dosering aspirine geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

prostaglandines in de maag:

A
  • in de maag komt COX-1 voor en daar maakt het beschermende prostaglandines
  • de prostaglandines zorgen er voor dat de maagwand, waarin veel zuur wordt geproduceerd, dat ze juist die pH gradiënt omlaag brengen
  • ze zorgen voor verdikking van de muceuze laag van de maag
  • ze verhogen de secretie van bicarbonaat
  • en verhogen de mucosale bloed flow
    –> dus een heel duidelijk beschermend effect
    –> daar grijp je dus ook op in als je COX-1 gaat remmen
    –> middelen als aspirine en NSAID’s werken dus heel goed tegen pijn, maar wel bijwerkingen van het GI-systeem, zoals ulcera, bloedingen en in het uiterste geval kan het zelfs leiden tot de dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dit jaar in Europa ongeveer 140.000 patiënten opgenomen voor een ernstige GI-complicatie (bloeding, obstructie, perforatie), welke NSAID-geïnduceerd is

A

ongeveer 10% van de GI-complicaties verloopt fataal
- in Engeland: 2000 doden tgv NSAID gebruik
- in Nederland: 400 doden tgv NSAID gebruik
–> dat is toch best wel een serieus aantal. en heel lang was dat dus gewoon een gegeven.
–> tot we de COX-2 variant ontdekten
–> toen ontstond ook het idee om een COX-2 remmer te maken, zodat je alleen specifiek dat remt en niet het COX-1 en je dus dat vervelende effect op de maag er van af haalt, waardoor die maagklachten niet meer voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uiteindelijk kwamen er specifieke COX-2 inhibitoren op de markt:

A
  • Celecoxib
  • Rofecoxib
    –> deze middelen zijn even goed als bijv. diclofenac, maar dan zonder de gastro-intestinale bijwerkingen
    –> deze middelen leken dus ideaal, maar op een gegeven moment kwam men erachter dat het aantal myocardinfarcten in de groep mensen die deze middelen slikten, toenam (van ongeveer 1% naar 2%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe komt het dat het aantal myocardinfarcten toenam bij mensen die COX-2 specifieke remmers slikten?

A
  • door COX-1 wordt o.a. tromboxaan gevormd in bloedplaatjes, dat zorgt voor snellere stolling
  • COX-2 zorgt juist voor de vorming van PgI2
  • en dat is een tegenhanger van tromboxaan en zorgt dus juist voor verminderde plaatjes aggregatie
  • je wil dus juist graag weinig tromboxaan en veel PgI2
    –> maar door dus COX-2 te remmen, valt die tegenhanger, het PgI2, weg of het wordt verlaagd.
    –> de ratio tussen PgI2/Tromboxaan wordt verlaagd
    –> en men denkt dat dat voornamelijk de reden is dat die balans bij cardiovasculaire patiënten met een hoge kans op een hartinfarct, is verstoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

en als je COX-1 en COX-2 tegelijk remt, heb je dus niet het probleem van die PgI2/tromboxaan ratio die lager wordt.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

die specifieke COX-2 remmers zijn niet van de markt gehaald. ze werken prima en hebben dus geen gastro-intestinale bijwerkingen. daarom geven we ze nog wel, maar we letten wel op het cardiovasculaire risico van een patiënt in de keuze om deze middelen wel of niet te geven.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe werkt paracetamol?

A
  • lange tijd wist men niet zo goed hoe het paracetamol ingreep, toen het COX-2 werd ontdekt dacht men dat het misschien aangreep op een onbekend ‘COX-3’
  • uiteindelijk is toch duidelijk geworden dat paracetamol een zwakke COX-1 en COX-2 remmer is
  • het kan centraal (thalamus) PGE2 vorming onderdrukken, waarmee het koortsverlagende effect wordt verklaard
  • we vermoeden dus dat paracetamol toch een NSAID is, niet een hele krachtige
  • het kan alleen pijn en koorts onderdrukken, maar geen inflammatie
  • het is opzich een heel veilig middel, maar in hele hoge dosis (bijv. inname van 20 tabletten/3 gram), dan kan het zorgen voor ernstige toxiciteit van de lever
  • in de lever: metaboliet bindt glutahtion dat normaal een belangrijk anti-oxidant is
  • bij (lever toxiciteit door) hoge dosis paracetamol –> geef zsm acetylcysteïne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pijn:

A
  • een vervelende sensatie in een deel van het lichaam
  • belangrijkste klinische symptoom van musculo-skeletale aandoeningen
  • geassocieetd met vermijdend gedrag en stressrespons
  • levert belangrijke bijdrage aan de morbiditeit, functionele beperking en socio-economische kosten van reumatische ziekten
17
Q

pijn van het bewegingsapparaat kan je in 3 groepjes indelen:

A
  • nociceptief (weefselbeschadiging)
  • neuropathisch (beschadiging zenuwstelsel)
  • cognitieve factoren, gedragsmechanismen, omgevingsfactoren
18
Q

pijn bij inflammatoire gewrichtsaandoeningen: nociceptieve pijn

A
  • synovitis/weefselschade (prostaglandines komen vrij)
  • komen nog meer ontstekingsmediatoren vrij
  • geeft prikkeling/schade aan de pijnreceptoren die daar zitten
  • dat gaat naar het ruggenmerg toe en dat ervaar je als pijn
    –> (door al die ontstekingsmediatoren, ontstaat ook een soort sensitisatie voor pijn)
19
Q

ontstekingsmediatoren:

A
  • prostaglandines (meest belangrijke rol in activatie en sensitisatie van afferente vezels in gewrichten)
  • Leukotrienen ( sensitiseren nocireceptoren/pijnreceptoren bij mens en dier)
  • bradykinine, serotonine, histamine (kortdurende activatie van afferente nocireceptoren)
  • substance P (stimuleert het vrijkomen van prostaglandine uit synoviale cellen)
20
Q

primaire sensore afferente neuronen:

A
  • A-delta: gemyeliniseerde kleine diameter vezels
  • C-vezels: ongemyeliniseerde kleine diametere vezels
    –> de A- delta zenuwen geleiden dus snel
    –> de C-vezels zijn wat langzamer
    ze gaan beide via het ruggenmerg richting de hersenen. en daar worden ze in de thalamus nog een keer doorgekoppeld en uiteindelijk komen ze in de cortex en daar registreer je dan de pijn.
    –> de pijn komt niet alleen in de cortex terecht, maar ook bij het limbische systeem en dat is heel belangrijk voor emoties en gevoelens, dus pijn is niet alleen een pure sensatie, er zit ook nog veel emotie en herinneringen achter
21
Q

in bijna alle onderdelen van een gewricht, zitten in meer of mindere mate pijnreceptoren.
welke vezels/soorten neuronen vindt je in de verschillende onderdelen?

A
  • gewrichtskapsel: C-vezels
  • ligamenten: A-delta vezels
  • synovium: postganglionaire (efferente) vezels en C-vezels
  • kraakbeen: geen receptoren
  • bot: onduidelijk, waarschijnlijk wel nociceptieve innervatie
  • spier: A-delta en C-vezels
22
Q

C-vezels zorgen bij RA meer voor een soort zeurende pijn.
A-delta vezels veroorzaken meer de scherpe en stekende pijnen.

23
Q

sensitisatie:

A
  • door intense, herhaalde of langdurige stimuli in aanwezigheid van ontstoken of beschadigd weefsel –>
    • verlaging van activatiedrempel van afferente nocireceptoren (ze worden dus makkelijker geactiveerd)
    • verhoogde ‘vuur’ frequentie voor alle stimulus intensiteiten
  • bijdrage door ontstekingsmediatoren (bradyinine, prostaglandines, leukotrienen)
  • klinisch belangrijk proces: in gesensitiseerde weefsels leiden onschadelijke stimuli tot pijn
24
Q

pijn meten:

A
  • op schaal van 1 tot 10 vragen hoeveel pijn mensen hebben
25
pijnladder:
- stap 1a: paracetamol - stap 1b: NSAID - stap 1c: paracetamol + NSAID - stap 2: overstappen op of toevoegen van een zwakwerkend opioide - stap 3: overstappen op of toevoegen van een sterk werkend opioide - stap 4: parenterale toediening van een opioide
26
behandeling reumatische pijn:
- artrose: paracetamol - artritis: NSAID's - fybromyalgie: gedragstherapie + neurotransmitter
27
fibromyalgie:
synoniemen - chronisch pijn syndroom - tendynomyalgene pijn - widespread pain
28
bij fibromyalgie:
aanhoudende lichamelijke klachten, waarvan we niet weten waar de somatische trigger zit.
29
definitie fibromyalgie:
- the essence of fibromyalgia syndrome (FMS) is the presence of chronic widespread pain, often combined with other multiple symptoms, in the absence of any currently demonstrable (aantoonbare) pathology. en vaak met meerdere bijkomende symptomen, pijn is niet het enige
30
epidemiologie fibromyalgie:
- man:vrouw = 1:8 - 30-50 jaar oud - huisarts: 3% vd patiënten - reumatoloog: 5-10%
31
bij patiënten met vermoedelijk fibromyalgie, proberen we bij lichamelijk onderzoek oorzaken van pijn uit te sluiten. de reumatoloog probeert altijd iets te vinden wat wel kan worden behandeld, waar we NSAID's voor kunnen geven.
32
hoe stellen we de diagnose fibromyalgie?
- klinisch beeld: uitgebreidheid pijn, tenderpoints - uitsluiten van andere oorzaken - patroon herkenning - chronische pijnscore
33
pijn is niet alleen maar biologisch (dus met prostaglandines en pijnreceptoren). hoe je pijn ervaart en hoeveel pijn je ervaart heeft ook heel veel te maken met het psychologische aspect en het sociale aspect.
34
behandeling fibromyalgie:
multidisciplinair - fysiotherapie (cognitieve fysiotherapie) - ergotherapeut - maatschappelijk werk - psycholoog - goed slapen medicamenteus: - pijnstillers (weinig effect, pas om met verslaving) - anti-depressiva (fluoxetine) - neurologische pijnstillers (gabapentine)
35
aandachtspunten fibromyalgie:
- doel: pijn onder controle krijgen - evenwicht tussen beweging en rust - acceptatie - stress verminderen
36