Het milieu Flashcards
(53 cards)
1
Q
les déchets
A
het afval, het vuilnis
2
Q
trier
A
sorteren
3
Q
la poubelle
A
de vuilnisbak
4
Q
le park à container
A
het containerpark
5
Q
la collecte des déchets
A
de afvalinzameling
6
Q
collecter
A
inzamelen
7
Q
le camion poubelle
A
de vuilnisauto/wagen
8
Q
jeter
A
gooien
9
Q
ramasser
A
ophalen
10
Q
le composte
A
het/de compost
11
Q
faire du composte
A
composteren
12
Q
en veille
A
in slaapstand zetten
13
Q
l’effet de serre
A
het broeikaseffect
14
Q
le réchauffement de la terre
A
de opwarming (van da aarde)
15
Q
l’environement
A
het milieu
16
Q
la pollution
A
de vervuiling
17
Q
polluer
A
vervuillen
18
Q
gaspiller
A
verspillen
19
Q
trier les déchets
A
het afval sorteren
20
Q
les PMC
A
de PMD
21
Q
le papier
A
het papier
22
Q
la carton
A
het karton
23
Q
le verre
A
het glas
24
Q
matières nocives
A
de giftige stof
25
produit chimique
het chemische product
26
déchets nucléaire
het kernafval
27
la peinture, le vernis
de verf
28
un tas de compost
de composthoop
29
le frigo
de koelkast
30
le congélateur
de diepvriezer
31
éteindre/allumer la lumière
het licht uitdoen/aandoen
32
diminuer/augmenter le chauffage
de verwarming hoger/lager zetten
33
mettre/enlever un pull
een trui aantrekken/uitrekken, aandoen/uitdoen
34
ouvrir/fermer la porte
de deur opendoen/dichtdoen
35
la fenêtre
het raam
36
le toit
het dak
37
isoler
isoleren
38
l'isolation
de isolatie
39
les rideaux, la tenture
het/de gordijn
40
le vollet à roulleur
het rolluik
41
la machine à lessiver
de wasmachine
42
le lave vaisselle
de afwasmachine
43
l'eau de pluie
het regenwater
44
l'ampoule
de gloeilamp
45
la lampe économique
de spaarlamp
46
le néon
de TL-lamp
47
utiliser
gebruiken
48
consommer
verbruiken
49
épargner
sparen
50
épargner l'environement
besparen
51
panneaux solaires (eau chaude)
het zonnepaneel
52
panneaux photovoltaïques (électricité)
het fotovoltaïsche paneel
53
brûler
verbranden
